Dutch
Detailed Translations for pees from Dutch to Spanish
pees:
Translation Matrix for pees:
Noun | Related Translations | Other Translations |
tendón | pees; zeen |
Related Words for "pees":
Wiktionary Translations for pees:
pees
Cross Translation:
noun
-
een uitloper van spierweefsel die de spier aanhecht aan het bot
- pees → tendón
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pees | → tendón | ↔ Sehne — Anatomie: ein Band aus Bindegewebe zwischen Muskeln und Knochen zur wechselseitigen Übertragung der im Bewegungsablauf auftretenden mechanischen Kräfte |
• pees | → tendón | ↔ tendon — tough band of inelastic fibrous tissue that connects a muscle with its bony attachment |
pezen:
-
pezen (hard rennen; sprinten; hollen; draven)
-
pezen (hard werken; half dood werken; afbeulen; kapotwerken; een ongeluk werken; sloven; buffelen; aanpoten)
Conjugations for pezen:
o.t.t.
- pees
- peest
- peest
- pezen
- pezen
- pezen
o.v.t.
- peesde
- peesde
- peesde
- peesden
- peesden
- peesden
v.t.t.
- heb gepeesd
- hebt gepeesd
- heeft gepeesd
- hebben gepeesd
- hebben gepeesd
- hebben gepeesd
v.v.t.
- had gepeesd
- had gepeesd
- had gepeesd
- hadden gepeesd
- hadden gepeesd
- hadden gepeesd
o.t.t.t.
- zal pezen
- zult pezen
- zal pezen
- zullen pezen
- zullen pezen
- zullen pezen
o.v.t.t.
- zou pezen
- zou pezen
- zou pezen
- zouden pezen
- zouden pezen
- zouden pezen
diversen
- pees!
- peest!
- gepeesd
- pezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze