Summary
Dutch
Detailed Translations for bewaken from Dutch to Spanish
bewaken:
-
bewaken (toezicht houden; surveilleren; toezien)
-
bewaken (toezien op)
-
bewaken (van alarminstallatie voorzien; beschermen; beveiligen)
Conjugations for bewaken:
o.t.t.
- bewaak
- bewaakt
- bewaakt
- bewaken
- bewaken
- bewaken
o.v.t.
- bewaakte
- bewaakte
- bewaakte
- bewaakten
- bewaakten
- bewaakten
v.t.t.
- heb bewaakt
- hebt bewaakt
- heeft bewaakt
- hebben bewaakt
- hebben bewaakt
- hebben bewaakt
v.v.t.
- had bewaakt
- had bewaakt
- had bewaakt
- hadden bewaakt
- hadden bewaakt
- hadden bewaakt
o.t.t.t.
- zal bewaken
- zult bewaken
- zal bewaken
- zullen bewaken
- zullen bewaken
- zullen bewaken
o.v.t.t.
- zou bewaken
- zou bewaken
- zou bewaken
- zouden bewaken
- zouden bewaken
- zouden bewaken
diversen
- bewaak!
- bewaakt!
- bewaakt
- bewakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bewaken:
Related Definitions for "bewaken":
Wiktionary Translations for bewaken:
bewaken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bewaken | → guardar; custodiar; vigilar | ↔ guard — To protect from some offence |
• bewaken | → vigilar; celar | ↔ watch over — to guard and protect |
• bewaken | → guardar; custodiar; velar | ↔ garder — surveiller étroitement. |
• bewaken | → proteger; protectar; guardar; custodiar; velar | ↔ protéger — prendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui. |