Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. onthoofden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for onthoofden from Dutch to Spanish

onthoofden:

onthoofden verb (onthoofd, onthoofdt, onthoofdde, onthoofdden, onthoofd)

  1. onthoofden (kopje kleiner maken; hoofd afhakken; van de kop ontdoen)

Conjugations for onthoofden:

o.t.t.
  1. onthoofd
  2. onthoofdt
  3. onthoofdt
  4. onthoofden
  5. onthoofden
  6. onthoofden
o.v.t.
  1. onthoofdde
  2. onthoofdde
  3. onthoofdde
  4. onthoofdden
  5. onthoofdden
  6. onthoofdden
v.t.t.
  1. heb onthoofd
  2. hebt onthoofd
  3. heeft onthoofd
  4. hebben onthoofd
  5. hebben onthoofd
  6. hebben onthoofd
v.v.t.
  1. had onthoofd
  2. had onthoofd
  3. had onthoofd
  4. hadden onthoofd
  5. hadden onthoofd
  6. hadden onthoofd
o.t.t.t.
  1. zal onthoofden
  2. zult onthoofden
  3. zal onthoofden
  4. zullen onthoofden
  5. zullen onthoofden
  6. zullen onthoofden
o.v.t.t.
  1. zou onthoofden
  2. zou onthoofden
  3. zou onthoofden
  4. zouden onthoofden
  5. zouden onthoofden
  6. zouden onthoofden
en verder
  1. is onthoofd
  2. zijn onthoofd
diversen
  1. onthoofd!
  2. onthoofdt!
  3. onthoofd
  4. onthoofdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for onthoofden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
decapitar hoofd afhakken; kopje kleiner maken; onthoofden; van de kop ontdoen
guillotinar hoofd afhakken; kopje kleiner maken; onthoofden; van de kop ontdoen guillotineren; met de guillotine onthoofden

Wiktionary Translations for onthoofden:

onthoofden
verb
  1. iemand doden door het hoofd van de romp te scheiden

Cross Translation:
FromToVia
onthoofden descabezar behead — to remove the head
onthoofden decapitar decapitate — remove the head of
onthoofden decapitar décapiter — Trancher la tête

Related Translations for onthoofden