Summary
Dutch
Detailed Translations for nadoen from Dutch to French
nadoen:
-
nadoen (navolgen; nabootsen; imiteren)
imiter; copier; pasticher-
imiter verb (imite, imites, imitons, imitez, imitent, imitais, imitait, imitions, imitiez, imitaient, imitai, imitas, imita, imitâmes, imitâtes, imitèrent, imiterai, imiteras, imitera, imiterons, imiterez, imiteront)
-
copier verb (copie, copies, copions, copiez, copient, copiais, copiait, copiions, copiiez, copiaient, copiai, copias, copia, copiâmes, copiâtes, copièrent, copierai, copieras, copiera, copierons, copierez, copieront)
-
pasticher verb (pastiche, pastiches, pastichons, pastichez, pastichent, pastichais, pastichait, pastichions, pastichiez, pastichaient, pastichai, pastichas, pasticha, pastichâmes, pastichâtes, pastichèrent, pasticherai, pasticheras, pastichera, pasticherons, pasticherez, pasticheront)
-
Conjugations for nadoen:
o.t.t.
- doe na
- doet na
- doet na
- doen na
- doen na
- doen na
o.v.t.
- deed na
- deed na
- deed na
- deden na
- deden na
- deden na
v.t.t.
- heb nagedaan
- hebt nagedaan
- heeft nagedaan
- hebben nagedaan
- hebben nagedaan
- hebben nagedaan
v.v.t.
- had nagedaan
- had nagedaan
- had nagedaan
- hadden nagedaan
- hadden nagedaan
- hadden nagedaan
o.t.t.t.
- zal nadoen
- zult nadoen
- zal nadoen
- zullen nadoen
- zullen nadoen
- zullen nadoen
o.v.t.t.
- zou nadoen
- zou nadoen
- zou nadoen
- zouden nadoen
- zouden nadoen
- zouden nadoen
en verder
- ben nagedaan
- bent nagedaan
- is nagedaan
- zijn nagedaan
- zijn nagedaan
- zijn nagedaan
diversen
- doe na!
- doet na!
- nagedaan
- nadoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for nadoen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
copier | imiteren; nabootsen; nadoen; navolgen | afkijken; dupliceren; falsificeren; fotokopiëren; kopie maken; kopie trekken; kopiëren; met pen overtekenen; multipliceren; nabootsen; namaken; overschrijven; overtrekken; reproduceren; spieken; vervalsen |
imiter | imiteren; nabootsen; nadoen; navolgen | falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeelden; verpersonificeren; vertolken; vervalsen; verwoorden |
pasticher | imiteren; nabootsen; nadoen; navolgen | falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen |