Summary
Dutch
Detailed Translations for weggraaien from Dutch to French
weggraaien:
-
weggraaien (snaaien; stelen; gappen; wegpikken)
voler; piquer; dérober; arracher-
voler verb (vole, voles, volons, volez, volent, volais, volait, volions, voliez, volaient, volai, volas, vola, volâmes, volâtes, volèrent, volerai, voleras, volera, volerons, volerez, voleront)
-
piquer verb (pique, piques, piquons, piquez, piquent, piquais, piquait, piquions, piquiez, piquaient, piquai, piquas, piqua, piquâmes, piquâtes, piquèrent, piquerai, piqueras, piquera, piquerons, piquerez, piqueront)
-
dérober verb (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, dérobent, dérobais, dérobait, dérobions, dérobiez, dérobaient, dérobai, dérobas, déroba, dérobâmes, dérobâtes, dérobèrent, déroberai, déroberas, dérobera, déroberons, déroberez, déroberont)
-
arracher verb (arrache, arraches, arrachons, arrachez, arrachent, arrachais, arrachait, arrachions, arrachiez, arrachaient, arrachai, arrachas, arracha, arrachâmes, arrachâtes, arrachèrent, arracherai, arracheras, arrachera, arracherons, arracherez, arracheront)
-
Conjugations for weggraaien:
o.t.t.
- graai weg
- graait weg
- graait weg
- graaien weg
- graaien weg
- graaien weg
o.v.t.
- graaide weg
- graaide weg
- graaide weg
- graaiden weg
- graaiden weg
- graaiden weg
v.t.t.
- heb weggegraaid
- hebt weggegraaid
- heeft weggegraaid
- hebben weggegraaid
- hebben weggegraaid
- hebben weggegraaid
v.v.t.
- had weggegraaid
- had weggegraaid
- had weggegraaid
- hadden weggegraaid
- hadden weggegraaid
- hadden weggegraaid
o.t.t.t.
- zal weggraaien
- zult weggraaien
- zal weggraaien
- zullen weggraaien
- zullen weggraaien
- zullen weggraaien
o.v.t.t.
- zou weggraaien
- zou weggraaien
- zou weggraaien
- zouden weggraaien
- zouden weggraaien
- zouden weggraaien
diversen
- graai weg!
- graait weg!
- weggegraaid
- weggraaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for weggraaien:
Wiktionary Translations for weggraaien:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• weggraaien | → s'emparer de; voler; piquer; arracher | ↔ snatch — to steal |