Summary
Dutch to French: more detail...
- staken:
- steken:
-
Wiktionary:
- staken → arrêter, terminer
- staken → faire la grève, faire grève, débrayer
- steken → appliquer, introduire, mettre, piquer, poignarder, poser
- steken → ensacher, irriter, vexer, piquer, scruter, fureter, fouiller, poignarder, frapper d'un coup de couteau
Dutch
Detailed Translations for staken from Dutch to French
staken:
-
staken (ermee uitscheiden; ophouden; stoppen; opgeven; uitscheiden)
arrêter; cesser; abandonner; renoncer à; laisser-
arrêter verb (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, arrêtent, arrêtais, arrêtait, arrêtions, arrêtiez, arrêtaient, arrêtai, arrêtas, arrêta, arrêtâmes, arrêtâtes, arrêtèrent, arrêterai, arrêteras, arrêtera, arrêterons, arrêterez, arrêteront)
-
cesser verb (cesse, cesses, cessons, cessez, cessent, cessais, cessait, cessions, cessiez, cessaient, cessai, cessas, cessa, cessâmes, cessâtes, cessèrent, cesserai, cesseras, cessera, cesserons, cesserez, cesseront)
-
abandonner verb (abandonne, abandonnes, abandonnons, abandonnez, abandonnent, abandonnais, abandonnait, abandonnions, abandonniez, abandonnaient, abandonnai, abandonnas, abandonna, abandonnâmes, abandonnâtes, abandonnèrent, abandonnerai, abandonneras, abandonnera, abandonnerons, abandonnerez, abandonneront)
-
renoncer à verb
-
laisser verb (laisse, laisses, laissons, laissez, laissent, laissais, laissait, laissions, laissiez, laissaient, laissai, laissas, laissa, laissâmes, laissâtes, laissèrent, laisserai, laisseras, laissera, laisserons, laisserez, laisseront)
-
-
staken (in staking gaan)
-
staken (het werk neerleggen als protest; werkonderbreken)
-
staken (in staking zijn)
faire grève; tenir levé; suspendre le travail; se mettre en grève; cesser le travail-
faire grève verb
-
tenir levé verb
-
suspendre le travail verb
-
se mettre en grève verb
-
cesser le travail verb
-
Conjugations for staken:
o.t.t.
- staak
- staakt
- staakt
- staken
- staken
- staken
o.v.t.
- staakte
- staakte
- staakte
- staakten
- staakten
- staakten
v.t.t.
- heb gestaakt
- hebt gestaakt
- heeft gestaakt
- hebben gestaakt
- hebben gestaakt
- hebben gestaakt
v.v.t.
- had gestaakt
- had gestaakt
- had gestaakt
- hadden gestaakt
- hadden gestaakt
- hadden gestaakt
o.t.t.t.
- zal staken
- zult staken
- zal staken
- zullen staken
- zullen staken
- zullen staken
o.v.t.t.
- zou staken
- zou staken
- zou staken
- zouden staken
- zouden staken
- zouden staken
en verder
- ben gestaakt
- bent gestaakt
- is gestaakt
- zijn gestaakt
- zijn gestaakt
- zijn gestaakt
diversen
- staak!
- staakt!
- gestaakt
- stakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het staken (staking; gestaak; werkonderbreking)
-
het staken (eindigen; ophouden; uitscheiden; kappen; afhaken)
Translation Matrix for staken:
Wiktionary Translations for staken:
staken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• staken | → faire la grève; faire grève; débrayer | ↔ streiken — einen Streik durchführen, die Arbeit niederlegen |
staken form of steken:
-
steken (steken geven; prikken)
Conjugations for steken:
o.t.t.
- steek
- steekt
- steekt
- steken
- steken
- steken
o.v.t.
- stak
- stak
- stak
- staken
- staken
- staken
v.t.t.
- heb gestoken
- hebt gestoken
- heeft gestoken
- hebben gestoken
- hebben gestoken
- hebben gestoken
v.v.t.
- had gestoken
- had gestoken
- had gestoken
- hadden gestoken
- hadden gestoken
- hadden gestoken
o.t.t.t.
- zal steken
- zult steken
- zal steken
- zullen steken
- zullen steken
- zullen steken
o.v.t.t.
- zou steken
- zou steken
- zou steken
- zouden steken
- zouden steken
- zouden steken
en verder
- ben gestoken
- bent gestoken
- is gestoken
- zijn gestoken
- zijn gestoken
- zijn gestoken
diversen
- steek!
- steekt!
- gestoken
- stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for steken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
piquer | prikken; steken; steken geven | aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; raspen; roven; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken |
Related Words for "steken":
Related Definitions for "steken":
Wiktionary Translations for steken:
steken
Cross Translation:
verb
-
mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
-
Faire entrer une chose dans une autre.
-
placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
-
Traductions à trier suivant le sens
-
frapper, blesser, tuer avec un poignard.
-
placer, mettre sur quelque chose.
- poser → poseren; zitten; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; situeren; stationeren; aanleggen; bouwen; construeren; fitten; installeren; maken; aanmaken; bedrijven; uitbrengen; uitrichten; uitvoeren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• steken | → ensacher | ↔ bag — to put into a bag |
• steken | → irriter; vexer; piquer | ↔ nettle — to pique, irritate, vex or provoke someone |
• steken | → irriter; piquer | ↔ nettle — of the nettle plant etc., to sting causing a rash |
• steken | → scruter; fureter; fouiller | ↔ pry — to look where one is not welcome; to be nosey |
• steken | → poignarder; frapper d'un coup de couteau | ↔ stab — To pierce or wound with pointed object |