Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. rantsoeneren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rantsoeneren from Dutch to French

rantsoeneren:

rantsoeneren verb (rantsoeneer, rantsoeneert, rantsoeneerde, rantsoeneerden, gerantsoeneerd)

  1. rantsoeneren (distribueren)
    rationner
    • rationner verb (rationne, rationnes, rationnons, rationnez, )

Conjugations for rantsoeneren:

o.t.t.
  1. rantsoeneer
  2. rantsoeneert
  3. rantsoeneert
  4. rantsoeneren
  5. rantsoeneren
  6. rantsoeneren
o.v.t.
  1. rantsoeneerde
  2. rantsoeneerde
  3. rantsoeneerde
  4. rantsoeneerden
  5. rantsoeneerden
  6. rantsoeneerden
v.t.t.
  1. heb gerantsoeneerd
  2. hebt gerantsoeneerd
  3. heeft gerantsoeneerd
  4. hebben gerantsoeneerd
  5. hebben gerantsoeneerd
  6. hebben gerantsoeneerd
v.v.t.
  1. had gerantsoeneerd
  2. had gerantsoeneerd
  3. had gerantsoeneerd
  4. hadden gerantsoeneerd
  5. hadden gerantsoeneerd
  6. hadden gerantsoeneerd
o.t.t.t.
  1. zal rantsoeneren
  2. zult rantsoeneren
  3. zal rantsoeneren
  4. zullen rantsoeneren
  5. zullen rantsoeneren
  6. zullen rantsoeneren
o.v.t.t.
  1. zou rantsoeneren
  2. zou rantsoeneren
  3. zou rantsoeneren
  4. zouden rantsoeneren
  5. zouden rantsoeneren
  6. zouden rantsoeneren
en verder
  1. ben gerantsoeneerd
  2. bent gerantsoeneerd
  3. is gerantsoeneerd
  4. zijn gerantsoeneerd
  5. zijn gerantsoeneerd
  6. zijn gerantsoeneerd
diversen
  1. rantsoeneer!
  2. rantsoeneert!
  3. gerantsoeneerd
  4. ranntsoenerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rantsoeneren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
rationner distribueren; rantsoeneren

Wiktionary Translations for rantsoeneren:


Cross Translation:
FromToVia
rantsoeneren rationner ration — to portion out, especially during a shortage of supply