Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. vouw:
  2. vouwen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vouw from Dutch to French

vouw:

vouw [de ~] noun

  1. de vouw (ezelsoor)
    la corne; le pli; le repli; l'oreille d'âne

Translation Matrix for vouw:

NounRelated TranslationsOther Translations
corne ezelsoor; vouw hoorn; jachthoorns
oreille d'âne ezelsoor; vouw
pli ezelsoor; vouw gezichtsrimpel; plooi; plooiing; plooirug; rimpel
repli ezelsoor; vouw

Related Words for "vouw":


Wiktionary Translations for vouw:

vouw
noun
  1. Action de plier, résultat de cette action.

vouw form of vouwen:

vouwen verb (vouw, vouwt, vouwde, vouwden, gevouwd)

  1. vouwen (opvouwen)
    plier; déplier; replier; se déplier; plier en deux; rabattre
    • plier verb (plie, plies, plions, pliez, )
    • déplier verb (déplie, déplies, déplions, dépliez, )
    • replier verb (replie, replies, replions, repliez, )
    • rabattre verb (rabats, rabat, rabattons, rabattez, )

Conjugations for vouwen:

o.t.t.
  1. vouw
  2. vouwt
  3. vouwt
  4. vouwen
  5. vouwen
  6. vouwen
o.v.t.
  1. vouwde
  2. vouwde
  3. vouwde
  4. vouwden
  5. vouwden
  6. vouwden
v.t.t.
  1. heb gevouwd
  2. hebt gevouwd
  3. heeft gevouwd
  4. hebben gevouwd
  5. hebben gevouwd
  6. hebben gevouwd
v.v.t.
  1. had gevouwd
  2. had gevouwd
  3. had gevouwd
  4. hadden gevouwd
  5. hadden gevouwd
  6. hadden gevouwd
o.t.t.t.
  1. zal vouwen
  2. zult vouwen
  3. zal vouwen
  4. zullen vouwen
  5. zullen vouwen
  6. zullen vouwen
o.v.t.t.
  1. zou vouwen
  2. zou vouwen
  3. zou vouwen
  4. zouden vouwen
  5. zouden vouwen
  6. zouden vouwen
diversen
  1. vouw!
  2. vouwt!
  3. gevouwd
  4. vouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vouwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
déplier opvouwen; vouwen ontvouwen; openslaan; openspreiden; openvouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen
plier opvouwen; vouwen buigen; eer betuigen; krom buigen; krommen; neigen; ombuigen; omknikken; omvouwen; ontvouwen; openspreiden; openvouwen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; plooien; samenvouwen; ten dele vouwen; tenderen naar; toevouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; uitwringen; verbuigen; welven; wringen
plier en deux opvouwen; vouwen dubbel vouwen; dubbelvouwen; toevouwen
rabattre opvouwen; vouwen aan stukken slaan; afdingen; afpingelen; inslaan; kapotgooien; kapotslaan; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren; stukgooien; stukslaan; verbrijzelen
replier opvouwen; vouwen binnenwaarts vouwen; invouwen; krom buigen; ombuigen; opklappen; verbuigen
se déplier opvouwen; vouwen ontvouwen; openspreiden; openvouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; uitwaaieren; uitzwermen; verspreiden; waaieren; zich verspreiden

Related Words for "vouwen":


Wiktionary Translations for vouwen:

vouwen
verb
  1. twee delen over een naad tezamen buigen
vouwen
verb
  1. Mettre en double... (sens général)

Cross Translation:
FromToVia
vouwen plier fold — bend (thin material) over
vouwen plier falten — umbiegen und zusammenlegen

External Machine Translations:

Related Translations for vouw