Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bolling:


Dutch

Detailed Translations for bolling from Dutch to English

bolling:

bolling [znw.] noun

  1. bolling (zwelling; steenpuist; bobbel; )
    the lump; the curving; the bruise; the rounding; the swelling; the swollen spot
  2. bolling (zwelling; bobbel; pukkel; )
    the lump; the swelling; the swollen spot
  3. bolling (ronding)
    the rounding; the curving

Translation Matrix for bolling:

NounRelated TranslationsOther Translations
bruise bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling buil; bult; kneuswond; kneuzing; kwetsuur; letsel
curving bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; ronding; steenpuist; zwelling zwenkingen
lump bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; zwelling bobbel; brokje; buil; bult; kleine brok; klont; klonter; knobbel; kwetsuur; letsel
rounding bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; ronding; steenpuist; zwelling afronding
swelling bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; zwelling aangroei; aanwas; bobbel; buil; bult; knobbel; kwetsuur; letsel; opgezwollen plek; opzetting; uitdijen; uitdijing; wassen; zwellen; zwelling
swollen spot bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; zwelling opgezwollen plek; opzetting; zwelling
VerbRelated TranslationsOther Translations
bruise bezeren; blesseren; deren; kneuzen; krenken; kwetsen; schaden; verwonden

Related Words for "bolling":

  • bollingen