Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. temen:


Dutch

Detailed Translations for temen from Dutch to English

temen:

temen verb (teem, teemt, teemde, teemden, geteemd)

  1. temen
    to whine
    • whine verb (whines, whined, whining)

Conjugations for temen:

o.t.t.
  1. teem
  2. teemt
  3. teemt
  4. temen
  5. temen
  6. temen
o.v.t.
  1. teemde
  2. teemde
  3. teemde
  4. teemden
  5. teemden
  6. teemden
v.t.t.
  1. heb geteemd
  2. hebt geteemd
  3. heeft geteemd
  4. hebben geteemd
  5. hebben geteemd
  6. hebben geteemd
v.v.t.
  1. had geteemd
  2. had geteemd
  3. had geteemd
  4. hadden geteemd
  5. hadden geteemd
  6. hadden geteemd
o.t.t.t.
  1. zal temen
  2. zult temen
  3. zal temen
  4. zullen temen
  5. zullen temen
  6. zullen temen
o.v.t.t.
  1. zou temen
  2. zou temen
  3. zou temen
  4. zouden temen
  5. zouden temen
  6. zouden temen
en verder
  1. ben geteemd
  2. bent geteemd
  3. is geteemd
  4. zijn geteemd
  5. zijn geteemd
  6. zijn geteemd
diversen
  1. teem!
  2. teemt!
  3. geteemd
  4. temend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for temen:

NounRelated TranslationsOther Translations
whine jank; snik
VerbRelated TranslationsOther Translations
whine temen brullen; dreinen; drenzen; dwingend huilen; emmeren; gillen; grienen; huilen; janken; jengelen; kermen; snikken; snotteren; zemelen