Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verstevigd:
  2. verstevigen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verstevigd from Dutch to English

verstevigd:

verstevigd adj

  1. verstevigd

Translation Matrix for verstevigd:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
consolidated verstevigd geconsolideerd
ModifierRelated TranslationsOther Translations
strenghtened verstevigd

verstevigen:

verstevigen verb (verstevig, verstevigt, verstevigde, verstevigden, verstevigd)

  1. verstevigen (consolideren)
    strenghten; to consolidate

Conjugations for verstevigen:

o.t.t.
  1. verstevig
  2. verstevigt
  3. verstevigt
  4. verstevigen
  5. verstevigen
  6. verstevigen
o.v.t.
  1. verstevigde
  2. verstevigde
  3. verstevigde
  4. verstevigden
  5. verstevigden
  6. verstevigden
v.t.t.
  1. heb verstevigd
  2. hebt verstevigd
  3. heeft verstevigd
  4. hebben verstevigd
  5. hebben verstevigd
  6. hebben verstevigd
v.v.t.
  1. had verstevigd
  2. had verstevigd
  3. had verstevigd
  4. hadden verstevigd
  5. hadden verstevigd
  6. hadden verstevigd
o.t.t.t.
  1. zal verstevigen
  2. zult verstevigen
  3. zal verstevigen
  4. zullen verstevigen
  5. zullen verstevigen
  6. zullen verstevigen
o.v.t.t.
  1. zou verstevigen
  2. zou verstevigen
  3. zou verstevigen
  4. zouden verstevigen
  5. zouden verstevigen
  6. zouden verstevigen
diversen
  1. verstevig!
  2. verstevigt!
  3. verstevigd
  4. verstevigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verstevigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
consolidate consolideren; verstevigen solidair maken; solidariseren
strenghten consolideren; verstevigen

Wiktionary Translations for verstevigen:

verstevigen
verb
  1. iets steviger maken