Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate hervorgehen

Translate hervorgehen from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. hervorgehen:
  2. Wiktionary:

German

Detailed Translations for hervorgehen from German to Dutch

hervorgehen:

hervorgehen verb (gehe hervor, gehst hervor, geht hervor, ging hervor, gingt hervor, hervorgegangen)

  1. hervorgehen (sichherausstellen; erfolgen; erscheinen; )
    blijken; uitkomen; bewaarheid worden
  2. hervorgehen (entstehen; entspringen)
    uitkomen; voortkomen uit; ontspringen; ontstaan uit; uitbotten; uitlopen; ontspruiten
    • uitkomen verb (kom uit, komt uit, kwam uit, kwamen uit, uitgekomen)
    • ontspringen verb (ontspring, ontspringt, ontsprong, ontsprongen, ontsprongen)
    • ontstaan uit verb (ontsta uit, ontstaat uit, ontstond uit, ontstonden uit, ontstaan uit)
    • uitbotten verb (bot uit, botte uit, botten uit, uitgebot)
    • uitlopen verb (loop uit, loopt uit, liep uit, liepen uit, uitgelopen)
    • ontspruiten verb (ontspruit, ontsproot, ontsproten, ontsproten)
  3. hervorgehen (abstammen; stammen)
    voortkomen; afstammen; afkomstig zijn; stammen; ontspruiten; spruiten
    • voortkomen verb (kom voort, komt voort, kwam voort, kwamen voort, voortgekomen)
    • afstammen verb (stam af, stamt af, stamde af, stamden af, afgestamd)
    • afkomstig zijn verb (ben afkomstig, bent afkomstig, is afkomstig, was afkomstig, waren afkomstig, afkomstig geweest)
    • stammen verb (stam, stamt, stamde, stamden, gestamd)
    • ontspruiten verb (ontspruit, ontsproot, ontsproten, ontsproten)
    • spruiten verb (spruit, sproot, sproten, gesproten)
  4. hervorgehen (zur Folge haben; erfolgen; führen; )
    resulteren; uitvloeien in; uitkomen bij
    • resulteren verb (resulteer, resulteert, resulteerde, resulteerden, geresulteerd)
    • uitvloeien in verb (vloei uit in, vloeit uit in, vloeide uit in, vloeiden uit in, uitgevloeid in)

Conjugations for hervorgehen:

Präsens
  1. gehe hervor
  2. gehst hervor
  3. geht hervor
  4. gehen hervor
  5. geht hervor
  6. gehen hervor
Imperfekt
  1. ging hervor
  2. gingst hervor
  3. ging hervor
  4. gingen hervor
  5. gingt hervor
  6. gingen hervor
Perfekt
  1. bin hervor gegangen
  2. bist hervorgegangen
  3. ist hervorgegangen
  4. sind hervorgegangen
  5. seid hervorgegangen
  6. sind hervorgegangen
1. Konjunktiv [1]
  1. hervorgehe
  2. hervorgehest
  3. hervorgehe
  4. hervorgehen
  5. hervorgehet
  6. hervorgehen
2. Konjunktiv
  1. hervorginge
  2. hervorgingest
  3. hervorginge
  4. hervorginge
  5. hervorginget
  6. hervorgingen
Futur 1
  1. werde hervorgehen
  2. wirst hervorgehen
  3. wird hervorgehen
  4. werden hervorgehen
  5. werdet hervorgehen
  6. werden hervorgehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde hervorgehen
  2. würdest hervorgehen
  3. würde hervorgehen
  4. würden hervorgehen
  5. würdet hervorgehen
  6. würden hervorgehen
Diverses
  1. gehe hervor!
  2. geht hervor!
  3. gehen Sie hervor!
  5. hervorgegangen
  6. hervorgehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for hervorgehen:

NounRelated TranslationsOther Translations
afstammen Abstammen
spruiten Abstammen; Setzlinge; Sprößlinge; Stecklinge
stammen Rassen; Stämme; Volksstämme
VerbRelated TranslationsOther Translations
afkomstig zijn abstammen; hervorgehen; stammen
afstammen abstammen; hervorgehen; stammen
bewaarheid worden aufkommen; auswirken; eintreffen; erfolgen; erscheinen; erstehen; erweisen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; sichergeben; sicherweisen; sichherausstellen; sichzeigen; vorkommen; zur Folge haben
blijken aufkommen; auswirken; eintreffen; erfolgen; erscheinen; erstehen; erweisen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; sichergeben; sicherweisen; sichherausstellen; sichzeigen; vorkommen; zur Folge haben
ontspringen entspringen; entstehen; hervorgehen
ontspruiten abstammen; entspringen; entstehen; hervorgehen; stammen
ontstaan uit entspringen; entstehen; hervorgehen
resulteren auslaufen; auswirken; erfolgen; erstehen; fließen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; kulminieren; münden; sichergeben; zur Folge haben resultieren; zur Folge haben
spruiten abstammen; hervorgehen; stammen ausschießen; entkeimen; sein; sprießen; stammen
stammen abstammen; hervorgehen; stammen
uitbotten entspringen; entstehen; hervorgehen
uitkomen aufkommen; auswirken; eintreffen; entspringen; entstehen; erfolgen; erscheinen; erstehen; erweisen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; sichergeben; sicherweisen; sichherausstellen; sichzeigen; vorkommen; zur Folge haben ans Licht kommen; auskommen; entdeckt werden; gefallen; gelegen kommen; geschikt sein; herauskommen; konvenieren; passen; rundkommen; schmecken; taugen
uitkomen bij auslaufen; auswirken; erfolgen; erstehen; fließen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; kulminieren; münden; sichergeben; zur Folge haben
uitlopen entspringen; entstehen; hervorgehen auf etwas hinauslaufen; ausarten
uitvloeien in auslaufen; auswirken; erfolgen; erstehen; fließen; folgen; folgern; führen; gipfeln; hervorgehen; kulminieren; münden; sichergeben; zur Folge haben ausfließen in; münden
voortkomen abstammen; hervorgehen; stammen entspringen; entstehen; wachsen
voortkomen uit entspringen; entstehen; hervorgehen
OtherRelated TranslationsOther Translations
uitkomen herauskommen; herausströmen

Synonyms for "hervorgehen":


Wiktionary Translations for hervorgehen:

hervorgehen
verb
  1. uit iets duidelijk (geworden) zijn
  2. blijken uit

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0516 seconds
Page rendered in 1.0 seconds