Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate offenbaren

Translate offenbaren from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

offenbaren:
- openbaren; zich uiten
Wiktionary:
- offenbaren → openbaren
- offenbaren → aanduiden, blootleggen, [[zichtbaar maken]]

German

Detailed Translations for offenbaren from German to Dutch

offenbaren:

offenbaren verb (offenbare, offenbarst, offenbart, offenbarte, offenbartet, offenbart)

offenbaren (öffnen; vorführen; eröffnen; erleuchten; entschleiern; vorweisen; kundgeben; freigeben; hervorbringen)
openbaren; zich uiten
- openbaren verb (openbaar, openbaart, openbaarde, openbaarden, geopenbaard)
- zich uiten verb

Conjugations for offenbaren:

Präsens

offenbare
offenbarst
offenbart
offenbaren
offenbart
offenbaren

Imperfekt

offenbarte
offenbartest
offenbarte
offenbarten
offenbartet
offenbarten

Perfekt

habe offenbart
hast offenbart
hat offenbart
haben offenbart
habt offenbart
haben offenbart

1. Konjunktiv [1]

offenbare
offenbarest
offenbare
offenbaren
offenbaret
offenbaren

2. Konjunktiv

offenbarte
offenbartest
offenbarte
offenbarten
offenbartet
offenbarten

Futur 1

werde offenbaren
wirst offenbaren
wird offenbaren
werden offenbaren
werdet offenbaren
werden offenbaren

1. Konjunktiv [2]

würde offenbaren
würdest offenbaren
würde offenbaren
würden offenbaren
würdet offenbaren
würden offenbaren

Diverses

offenbar!
offenbart!
offenbaren Sie!
offenbart
offenbarend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for offenbaren:

Verb	Related Translations	Other Translations
openbaren	entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; hervorbringen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; öffnen	bekanntgeben; bekanntmachen; veröffentlichen
zich uiten	entschleiern; erleuchten; eröffnen; freigeben; hervorbringen; kundgeben; offenbaren; vorführen; vorweisen; öffnen

Synonyms for "offenbaren":

beichten; bekennen; eingestehen; einräumen; gestehen; singen; zugeben
offen zeigen; outen; zu erkennen geben; zum Vorschein bringen
bekunden; kundtun
lüften; stecken; ausplaudern; enthüllen; preisgeben; verraten
aufdecken; aufklären; auspacken; dekuvrieren; demaskieren; die Katze aus dem Sack lassen; entlarven; enttarnen; offen legen
entpuppen; erweisen; herauskristallisieren; herausstellen; deutlich werden

Wiktionary Translations for offenbaren:

offenbaren

verb

wat voorheen een geheim was algemeen bekend maken
- openbaren → offenbaren; offenlegen

Cross Translation:

From	To	Via
• offenbaren	→ aanduiden	↔ denote — to make overt
• offenbaren	→ blootleggen; [[zichtbaar maken]]	↔ expose — to uncover, make visible, bring to daylight, introduce to

External Machine Translations: