Summary
English to Dutch: more detail...
-
outlay:
-
Wiktionary:
outlay → uitgave
outlay → besteding, vertering, uitgaaf, exodus, uittocht, afrit, uitgang, uitweg -
Synonyms for "outlay":
spending; disbursement; disbursal; payment; defrayal; defrayment
outgo; expenditure; financial loss
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for outlay from English to Dutch
outlay: (*Using Word and Sentence Splitter)
- out: over; uit; klaar; afgelopen; voorbij; af; gereed; voltooid; geëindigd; afgedaan; van; vanuit; vanaf nu; vanaf deze plaats; eruit; weg; ertussenuit; er op uit; er uit; daaruit; op stap
- lay: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; wegleggen; aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten
outlay:
Translation Matrix for outlay:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | disbursal; disbursement; expenditure; outgo; spending | |
Other | Related Translations | Other Translations |
- | costs; disbursement; expense; expenses; overheads |