English

Detailed Translations for loop from English to Dutch

loop:

loop [the ~] noun

  1. the loop (slip knot; tag; looping; )
    – anything with a round or oval shape (formed by a curve that is closed and does not intersect itself) 1
    de lus; de knoop; de kink; lusvormige kromming; de draai; de kronkel
  2. the loop
    – A series of computer instructions that is repeated a fixed number of times or until a terminating condition is reached. 2
    de lus
    • lus [de ~] noun

loop verb

  1. loop
    – To execute a group of statements repeatedly. 2
    herhalen
    • herhalen verb (herhaal, herhaalt, herhaalde, herhaalden, herhaald)
  2. loop
    – To repeat a stream continuously. 2
    herhalen
    • herhalen verb (herhaal, herhaalt, herhaalde, herhaalden, herhaald)

Translation Matrix for loop:

NounRelated TranslationsOther Translations
draai coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting bend; camber; curvature; curve; inversion; perversion; rotation; turn; twisting
kink coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting
knoop coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting
kronkel coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting bend; camber; curvature; curve; perversion; twisting
lus coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting
lusvormige kromming coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting
- closed circuit; cringle; eyelet; grommet; grummet; iteration; loop topology; loop-the-loop
VerbRelated TranslationsOther Translations
herhalen loop echo; parrot; practice; practise; redo; rehearse; repeat; resume; say after
- coil; curl; intertwine; scroll
OtherRelated TranslationsOther Translations
- clamp; yoke

Related Words for "loop":

  • loops

Synonyms for "loop":


Antonyms for "loop":

  • open circuit; uncoil

Related Definitions for "loop":

  1. a flight maneuver; aircraft flies a complete circle in the vertical plane1
  2. a complete electrical circuit around which current flows or a signal circulates1
  3. fastener consisting of a metal ring for lining a small hole to permit the attachment of cords or lines1
  4. an intrauterine device in the shape of a loop1
  5. the topology of a network whose components are serially connected in such a way that the last component is connected to the first component1
  6. a computer program that performs a series of instructions repeatedly until some specified condition is satisfied1
  7. the basic pattern of the human fingerprint1
  8. an inner circle of advisors (especially under President Reagan)1
    • he's no longer in the loop1
  9. (computer science) a single execution of a set of instructions that are to be repeated1
  10. anything with a round or oval shape (formed by a curve that is closed and does not intersect itself)1
  11. fasten or join with a loop1
    • He looped the watch through his belt1
  12. wind around something in coils or loops1
  13. make a loop in1
    • loop a rope1
  14. fly loops, perform a loop1
    • the stunt pilot looped his plane1
  15. move in loops1
    • The bicycle looped around the tree1
  16. To execute a group of statements repeatedly.2
  17. To repeat a stream continuously.2
  18. A series of computer instructions that is repeated a fixed number of times or until a terminating condition is reached.2

Wiktionary Translations for loop:

loop
noun
  1. programmed sequence of instructions

Cross Translation:
FromToVia
loop strop Schlinge — runde Form eines zu verknüpfenden Stückes, zum Beispiel einer Schnur, eines Drahts
loop lus boucle — forme de ligne courbe

Related Translations for loop



Dutch

Detailed Translations for loop from Dutch to English

loop:

loop [de ~ (m)] noun

  1. de loop (hardloopwedstrijd)
    the run
    – a race run on foot 1
    • run [the ~] noun
      • she broke the record for the half-mile run1
    the race; the marathon; the sprints
  2. de loop (geweerlade)
    the barrel; the gun barrel
    – a tube through which a bullet travels when a gun is fired 1

Translation Matrix for loop:

NounRelated TranslationsOther Translations
barrel geweerlade; loop bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; tobbe; ton; vat; waskuip
gun barrel geweerlade; loop
marathon hardloopwedstrijd; loop
race hardloopwedstrijd; loop hardloperij; race; stam; volksstam; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren
run hardloopwedstrijd; loop aanval; attaque; bestorming; ladder; ladder in kous; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen
sprints hardloopwedstrijd; loop
VerbRelated TranslationsOther Translations
race draven; hard rennen; hardlopen; hardrijden; hollen; motorracen; pezen; racen; rennen; sjezen; snel gaan; sprinten
run administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; pezen; racen; rennen; sprinten; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven

Related Words for "loop":


Wiktionary Translations for loop:

loop
noun
  1. voorste deel van een wapen
loop
noun
  1. path taken by a waterway
  2. onward movement
  3. the act of running

Cross Translation:
FromToVia
loop tube; hit; barrel; pipe; stem tube — Tuyau.

loop form of lopen:

lopen verb (loop, loopt, liep, liepen, gelopen)

  1. lopen (zich voortbewegen; gaan; stappen)
    to be going to; to go; to walk; to move on; to move
    • be going to verb (is going to, being going to)
    • go verb (goes, went, going)
    • walk verb (walks, walked, walking)
    • move on verb (moves on, moved on, moving on)
    • move verb (moves, moved, moving)
  2. lopen (kuieren; wandelen; slenteren; rondslenteren)
    to walk; to stroll; to promenade; to saunter; to amble; to parade
    • walk verb (walks, walked, walking)
    • stroll verb (strolls, strolled, strolling)
    • promenade verb (promenades, promenaded, promenading)
    • saunter verb (saunters, sauntered, sauntering)
    • amble verb (ambles, ambled, ambling)
    • parade verb (parades, paraded, parading)
  3. lopen (stromen; vloeien)
    to flow; to run
    – move along, of liquids 1
    • flow verb (flows, flowed, flowing)
      • Water flowed into the cave1
    • run verb (runs, ran, running)
    to stream
    • stream verb (streams, streamed, streaming)
  4. lopen (trappen)
    to step; to tread
    – put down or press the foot, place the foot 1
    • step verb (steps, stepped, stepping)
      • step on the brake1
    • tread verb (treads, trod, treading)
      • For fools rush in where angels fear to tread1

Conjugations for lopen:

o.t.t.
  1. loop
  2. loopt
  3. loopt
  4. lopen
  5. lopen
  6. lopen
o.v.t.
  1. liep
  2. liep
  3. liep
  4. liepen
  5. liepen
  6. liepen
v.t.t.
  1. heb gelopen
  2. hebt gelopen
  3. heeft gelopen
  4. hebben gelopen
  5. hebben gelopen
  6. hebben gelopen
v.v.t.
  1. had gelopen
  2. had gelopen
  3. had gelopen
  4. hadden gelopen
  5. hadden gelopen
  6. hadden gelopen
o.t.t.t.
  1. zal lopen
  2. zult lopen
  3. zal lopen
  4. zullen lopen
  5. zullen lopen
  6. zullen lopen
o.v.t.t.
  1. zou lopen
  2. zou lopen
  3. zou lopen
  4. zouden lopen
  5. zouden lopen
  6. zouden lopen
en verder
  1. ben gelopen
  2. bent gelopen
  3. is gelopen
  4. zijn gelopen
  5. zijn gelopen
  6. zijn gelopen
diversen
  1. loop!
  2. loopt!
  3. gelopen
  4. lopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lopen [het ~] noun

  1. het lopen (geloop)
    the running; the trotting; the coming and going; the walking; the walking around

Translation Matrix for lopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
amble telgang
coming and going geloop; lopen
flow drukte; gedrang; stroom; stroomdimensielid; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed
go beurt; rondje; spelletje
move manoeuvre; schaakstukverplaatsing; schijngevecht; schijnkamp; sciamachie; spiegelgevecht; zet
parade defilé; parade
promenade kuier; loopje; omloop; ommetje; promenade; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
run aanval; attaque; bestorming; hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen
running geloop; lopen geren; hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
step autoped; opstap; pas; schrede; stap; step; traptrede; tred; trede; tree
stream beek; gegevensstroom; het toestromen; het toevloeien; hoogwater; rivier; stream; stroom; vloed
stroll kuier; loopje; omloop; ommetje; rondwandeling; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
tread loopvlak; tred
trotting geloop; lopen draven; gedraaf
walk kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandelroute; wandeltocht
walking geloop; lopen
walking around geloop; lopen
VerbRelated TranslationsOther Translations
amble kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
be going to gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen gaan; zich begeven
flow lopen; stromen; vloeien golven; golvend bewegen; gulpen; gutsen; in stromen neerstorten; voortvloeien uit
go gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen afleggen; gaan; heengaan; meters maken; opbreken; opstappen; vertrekken; weggaan; zich begeven
move gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen aangrijpen; beroeren; bewegen; disloqueren; gaan; iets verplaatsen; in beweging brengen; ontroeren; overplaatsen; raken; roeren; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; treffen; verhuizen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vertillen; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen
move on gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen aanhouden; continueren; doorgaan; inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; stuwen; verdergaan; vervolgen; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; voortzetten; vooruitduwen
parade kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen exposeren; flaneren; paraderen; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen
promenade kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
run lopen; stromen; vloeien administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; pezen; racen; rennen; sprinten; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven
saunter kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen aarzelen; dralen; drentelen; druilen; flaneren; hannesen; slenteren; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
step lopen; trappen schoppen; trappen; trappen geven; treden
stream lopen; stromen; vloeien voortvloeien uit
stroll kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen drentelen; slenteren
tread lopen; trappen
walk gaan; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; stappen; wandelen; zich voortbewegen gaan; stapvoets gaan; toelopen; zich begeven
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
go heen; ksst; vort; weg
running doorgaand; doorlopend; goeddraaiend; goedlopend; hardlopend; lopend; snellopend

Related Words for "lopen":


Synonyms for "lopen":


Related Definitions for "lopen":

  1. in werking zijn, draaien3
    • de motor loopt goed3
  2. je te voet voortbewegen door stappen te nemen3
    • er lopen twee mannen voorbij3
  3. zich uitstrekken in een bepaalde richting3
    • de rivier loopt naar zee3
  4. zich ontwikkelen3
    • ik moet nog zien hoe het loopt3

Wiktionary Translations for lopen:

lopen
verb
  1. stappen, gaan
  2. rennen
    • lopenrun
lopen
verb
  1. to move quickly on two feet
  2. move on the feet
  3. to travel a distance by walking

Cross Translation:
FromToVia
lopen walk; go gehen — sich schreitend, schrittweise fortbewegen
lopen work; operable gehen — funktionieren / funktionsfähig sein
lopen sell gehen — viel gekauft werden
lopen walk laufenvon Menschen: (zu Fuß) gehen
lopen travel wandern — einen längeren Weg in der Natur zu Fuß zurücklegen
lopen fare; ride; travel; drive; wend allerse déplacer jusqu'à un endroit.
lopen flood; flow; run; stream couler — Traductions à trier suivant le sens
lopen walk; march; ambulate; step; follow; run; work marcher — Se déplacer par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, en ayant toujours un appui au sol.