Summary


Dutch

Detailed Translations for berustend from Dutch to German

berustend:

berustend adj

  1. berustend (gelaten; lijdelijk)

Translation Matrix for berustend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
passiv berustend; gelaten; lijdelijk geduldig; kalm afwachtend; lijdelijk; passief
sich fügend berustend; gelaten; lijdelijk geduldig; kalm afwachtend

berustend form of berusten:

berusten verb (berust, berustte, berustten, berust)

  1. berusten (gebaseerd zijn)
    basieren; gründen; beruhen; sich gründen auf
    • basieren verb (basiere, basierst, basiert, basierte, basiertet, basiert)
    • gründen verb (gründe, gründest, gründet, gründete, gründetet, gegründet)
    • beruhen verb (beruhe, beruhst, beruht, beruhte, beruhtet, beruht)
    • sich gründen auf verb (gründe mich, gründest dich, gründet sich, gründete sich, gründetet euch, sich gegründet)
  2. berusten (zich erbij neerleggen)
    damit abfinden; beruhen

Conjugations for berusten:

o.t.t.
  1. berust
  2. berust
  3. berust
  4. berusten
  5. berusten
  6. berusten
o.v.t.
  1. berustte
  2. berustte
  3. berustte
  4. berustten
  5. berustten
  6. berustten
v.t.t.
  1. heb berust
  2. hebt berust
  3. heeft berust
  4. hebben berust
  5. hebben berust
  6. hebben berust
v.v.t.
  1. had berust
  2. had berust
  3. had berust
  4. hadden berust
  5. hadden berust
  6. hadden berust
o.t.t.t.
  1. zal berusten
  2. zult berusten
  3. zal berusten
  4. zullen berusten
  5. zullen berusten
  6. zullen berusten
o.v.t.t.
  1. zou berusten
  2. zou berusten
  3. zou berusten
  4. zouden berusten
  5. zouden berusten
  6. zouden berusten
diversen
  1. berust!
  2. berust!
  3. berust
  4. berustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for berusten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
basieren berusten; gebaseerd zijn steunen op
beruhen berusten; gebaseerd zijn; zich erbij neerleggen
damit abfinden berusten; zich erbij neerleggen
gründen berusten; gebaseerd zijn bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; instellen; invoeren; onderbouwen; onderheien; oprichten; stichten
sich gründen auf berusten; gebaseerd zijn steunen op