Dutch

Detailed Translations for conciërges from Dutch to German

conciërges:

conciërges [de ~] noun, plural

  1. de conciërges (huismeesters)
    der Hausmeister
  2. de conciërges (schoolbewaarders)
    der Concierges; der Hausmeister

Translation Matrix for conciërges:

NounRelated TranslationsOther Translations
Concierges conciërges; schoolbewaarders
Hausmeister conciërges; huismeesters; schoolbewaarders conciërge; huisbewaarder; huismeeesters; huismeester; portier; schoolbewaarder

Related Words for "conciërges":


conciërge:

conciërge [de ~] noun

  1. de conciërge (portier)
    der Hausmeister; der Pförtner; der Portier; der Hauswart; der Schließer; der Schlag; der Hauswirt
  2. de conciërge (schoolbewaarder)
    der Hausmeister
  3. de conciërge
    der Portier

Translation Matrix for conciërge:

NounRelated TranslationsOther Translations
Hausmeister conciërge; portier; schoolbewaarder conciërges; huisbewaarder; huismeeesters; huismeester; huismeesters; schoolbewaarders
Hauswart conciërge; portier
Hauswirt conciërge; portier pensionhouder
Pförtner conciërge; portier
Portier conciërge; portier bewaker; deurwachter; portier; portiers; suppoost; wacht
Schlag conciërge; portier bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; bons; dreun; duivenhok; duiventil; duw; duwtje; flits; hengst; jens; klap; klop; knal; lel; mep; muilpeer; olifantspijp; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; pof; por; ras; slag; soort; soulpijp; stoot; stootje; tik; toegebrachte klap; uithaal; vuistslag; wijde broekspijp; zet
Schließer conciërge; portier sluiter

Related Words for "conciërge":


Wiktionary Translations for conciërge:

conciërge
noun
  1. een huisbewaarder, een toezichter in een gebouw

Cross Translation:
FromToVia
conciërge Hausmeister; Hotelportierin; Hotelportier; Hausmeisterin; Pförtner; Pförtnerin; Portier; Portiersfrau concierge — one who attends to the maintenance of a building and provides services to its tenants and guests
conciërge Bote; Pedell appariteurhuissier d’une faculté.
conciërge Bote; Pedell bedeauemployé laïc d’église, préposé au service matériel et à l’ordre, qui a pour insigne une verge ou canne et pour fonction principale de marcher devant les ecclésiastiques, devant les quêteurs, etc., et de leur faire ouvrir passage.
conciërge Hausmeister concierge — Celui, celle qui a la garde d’un immeuble.
conciërge Klatschtante; Quasseltante; Tratsche pipelette — péjoratif|fr personne bavarde voire indiscret.