Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. dichtspelden:


Dutch

Detailed Translations for dichtspelden from Dutch to German

dichtspelden:

dichtspelden verb (speld dicht, speldt dicht, speldde dicht, speldden dicht, dichtgespeld)

  1. dichtspelden
    zustecken
    • zustecken verb (stecke zu, steckst zu, steckt zu, steckte zu, stecktet zu, zugesteckt)

Conjugations for dichtspelden:

o.t.t.
  1. speld dicht
  2. speldt dicht
  3. speldt dicht
  4. spelden dicht
  5. spelden dicht
  6. spelden dicht
o.v.t.
  1. speldde dicht
  2. speldde dicht
  3. speldde dicht
  4. speldden dicht
  5. speldden dicht
  6. speldden dicht
v.t.t.
  1. heb dichtgespeld
  2. hebt dichtgespeld
  3. heeft dichtgespeld
  4. hebben dichtgespeld
  5. hebben dichtgespeld
  6. hebben dichtgespeld
v.v.t.
  1. had dichtgespeld
  2. had dichtgespeld
  3. had dichtgespeld
  4. hadden dichtgespeld
  5. hadden dichtgespeld
  6. hadden dichtgespeld
o.t.t.t.
  1. zal dichtspelden
  2. zult dichtspelden
  3. zal dichtspelden
  4. zullen dichtspelden
  5. zullen dichtspelden
  6. zullen dichtspelden
o.v.t.t.
  1. zou dichtspelden
  2. zou dichtspelden
  3. zou dichtspelden
  4. zouden dichtspelden
  5. zouden dichtspelden
  6. zouden dichtspelden
en verder
  1. is dichtgespeld
  2. zijn dichtgespeld
diversen
  1. speld dicht!
  2. speldt dicht!
  3. dichtgespeld
  4. dichtspeldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dichtspelden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
zustecken dichtspelden toestoppen