Dutch

Detailed Translations for nakaarten from Dutch to German

nakaarten:

nakaarten verb (kaart na, kaartte na, kaartten na, nagekaart)

  1. nakaarten (op iets terugkomen)
    nachher noch ein wenig plaudern; wieder über dasselbe sprechen

Conjugations for nakaarten:

o.t.t.
  1. kaart na
  2. kaart na
  3. kaart na
  4. kaarten na
  5. kaarten na
  6. kaarten na
o.v.t.
  1. kaartte na
  2. kaartte na
  3. kaartte na
  4. kaartten na
  5. kaartten na
  6. kaartten na
v.t.t.
  1. heb nagekaart
  2. hebt nagekaart
  3. heeft nagekaart
  4. hebben nagekaart
  5. hebben nagekaart
  6. hebben nagekaart
v.v.t.
  1. had nagekaart
  2. had nagekaart
  3. had nagekaart
  4. hadden nagekaart
  5. hadden nagekaart
  6. hadden nagekaart
o.t.t.t.
  1. zal nakaarten
  2. zult nakaarten
  3. zal nakaarten
  4. zullen nakaarten
  5. zullen nakaarten
  6. zullen nakaarten
o.v.t.t.
  1. zou nakaarten
  2. zou nakaarten
  3. zou nakaarten
  4. zouden nakaarten
  5. zouden nakaarten
  6. zouden nakaarten
diversen
  1. kaart na!
  2. kaart na!
  3. nagekaart
  4. nakaartend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nakaarten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
nachher noch ein wenig plaudern nakaarten; op iets terugkomen echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen
wieder über dasselbe sprechen nakaarten; op iets terugkomen