Summary
Dutch to German: more detail...
- tinten:
- tint:
-
Wiktionary:
- tint → Teint, Gesichtsfarbe, Farbton, Farbe
Dutch
Detailed Translations for tinten from Dutch to German
tinten:
-
tinten (kleuren)
Conjugations for tinten:
o.t.t.
- tint
- tint
- tint
- tinten
- tinten
- tinten
o.v.t.
- tintte
- tintte
- tintte
- tintten
- tintten
- tintten
v.t.t.
- heb getint
- hebt getint
- heeft getint
- hebben getint
- hebben getint
- hebben getint
v.v.t.
- had getint
- had getint
- had getint
- hadden getint
- hadden getint
- hadden getint
o.t.t.t.
- zal tinten
- zult tinten
- zal tinten
- zullen tinten
- zullen tinten
- zullen tinten
o.v.t.t.
- zou tinten
- zou tinten
- zou tinten
- zouden tinten
- zouden tinten
- zouden tinten
en verder
- ben getint
- bent getint
- is getint
- zijn getint
- zijn getint
- zijn getint
diversen
- tint!
- tintt!
- getint
- tintend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tinten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Farbtöne | kleurtjes; tinten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
färben | kleuren; tinten | beschilderen; lakken; schilderen; vernissen; verven |
kolorieren | kleuren; tinten |
Related Words for "tinten":
tint:
-
de tint (kleurschakering; nuance; kleurnuance)
die Schattierung; die Nuance; die Abstufung; Farbgamma; der Farbton; die Nuancierung; Farbspektrum; die Farbenstufe; die Farbskala -
de tint (kleur; toon; kleurtje)
-
de tint
Translation Matrix for tint:
Related Words for "tint":
Wiktionary Translations for tint:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tint | → Teint; Gesichtsfarbe | ↔ complexion — appearance of the skin on the face |
• tint | → Farbton | ↔ hue — color or shade of color, blee; tint; dye |
• tint | → Farbe | ↔ couleur — Caractéristique de la lumière |
• tint | → Gesichtsfarbe; Teint | ↔ teint — Manière de teindre ; couleur obtenue par la teinture. |