Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitlijn:
  2. uitlijnen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitlijn from Dutch to German

uitlijn:

uitlijn [znw.] noun

  1. uitlijn (uitservice)

Translation Matrix for uitlijn:

NounRelated TranslationsOther Translations
Reservierungsbüro uitlijn; uitservice bemiddelingsbureau; bespreekbureau; interventiebureau; ticketbureau

uitlijnen:

uitlijnen verb (lijn uit, lijnt uit, lijnde uit, lijnden uit, uitgelijnd)

  1. uitlijnen (uitbalanceren; richten)
    gleichrichten; auswuchten; ausbalancieren
    • gleichrichten verb (gleichrichte, gleichrichtest, gleichrichtet, gleichrichtete, gleichrichtetet, gegleichrichtet)
    • auswuchten verb (wuchte aus, wuchtest aus, wuchtet aus, wuchtete aus, wuchtetet aus, ausgewuchtet)
    • ausbalancieren verb (balanziere aus, balanzierst aus, balanziert aus, balanzierte aus, balanziertet aus, ausbalanziert)
  2. uitlijnen
    ausrichten
    • ausrichten verb (richte aus, richtest aus, richtet aus, richtete aus, richtetet aus, ausgerichtet)
  3. uitlijnen
    ausrichten; andocken
    • ausrichten verb (richte aus, richtest aus, richtet aus, richtete aus, richtetet aus, ausgerichtet)
    • andocken verb

Conjugations for uitlijnen:

o.t.t.
  1. lijn uit
  2. lijnt uit
  3. lijnt uit
  4. lijnen uit
  5. lijnen uit
  6. lijnen uit
o.v.t.
  1. lijnde uit
  2. lijnde uit
  3. lijnde uit
  4. lijnden uit
  5. lijnden uit
  6. lijnden uit
v.t.t.
  1. heb uitgelijnd
  2. hebt uitgelijnd
  3. heeft uitgelijnd
  4. hebben uitgelijnd
  5. hebben uitgelijnd
  6. hebben uitgelijnd
v.v.t.
  1. had uitgelijnd
  2. had uitgelijnd
  3. had uitgelijnd
  4. hadden uitgelijnd
  5. hadden uitgelijnd
  6. hadden uitgelijnd
o.t.t.t.
  1. zal uitlijnen
  2. zult uitlijnen
  3. zal uitlijnen
  4. zullen uitlijnen
  5. zullen uitlijnen
  6. zullen uitlijnen
o.v.t.t.
  1. zou uitlijnen
  2. zou uitlijnen
  3. zou uitlijnen
  4. zouden uitlijnen
  5. zouden uitlijnen
  6. zouden uitlijnen
en verder
  1. ben uitgelijnd
  2. bent uitgelijnd
  3. is uitgelijnd
  4. zijn uitgelijnd
  5. zijn uitgelijnd
  6. zijn uitgelijnd
diversen
  1. lijn uit!
  2. lijnt uit!
  3. uitgelijnd
  4. uitlijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitlijnen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
andocken uitlijnen dokken; in de houder plaatsen; koppelen
ausbalancieren richten; uitbalanceren; uitlijnen balanceren; in evenwicht brengen; uitbalanceren
ausrichten uitlijnen arrangeren; doen; handelen; herstellen; iets op touw zetten; in een bep. richting plaatsen; in het gelid stellen; mikken; recht maken; regelen; repareren; richten; uitrichten; uitvoeren; vernieuwen; verrichten
auswuchten richten; uitbalanceren; uitlijnen gelijkrichten
gleichrichten richten; uitbalanceren; uitlijnen afstellen; afstemmen; gelijkrichten; gelijkschakelen; kalibreren

Wiktionary Translations for uitlijnen:


Cross Translation:
FromToVia
uitlijnen ausrichten; justieren justify — arrange lines on a page or computer screen

External Machine Translations: