Summary
Dutch
Detailed Translations for incasseren from Dutch to English
incasseren:
-
incasseren (iets verduren; opvangen)
-
incasseren (geld in ontvangst nemen; innen)
Conjugations for incasseren:
o.t.t.
- incasseer
- incasseert
- incasseert
- incasseren
- incasseren
- incasseren
o.v.t.
- incasseerde
- incasseerde
- incasseerde
- incasseerden
- incasseerden
- incasseerden
v.t.t.
- heb geïncasseerd
- hebt geïncasseerd
- heeft geïncasseerd
- hebben geïncasseerd
- hebben geïncasseerd
- hebben geïncasseerd
v.v.t.
- had geïncasseerd
- had geïncasseerd
- had geïncasseerd
- hadden geïncasseerd
- hadden geïncasseerd
- hadden geïncasseerd
o.t.t.t.
- zal incasseren
- zult incasseren
- zal incasseren
- zullen incasseren
- zullen incasseren
- zullen incasseren
o.v.t.t.
- zou incasseren
- zou incasseren
- zou incasseren
- zouden incasseren
- zouden incasseren
- zouden incasseren
diversen
- incasseer!
- incasseert!
- geïncasseerd
- incasserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for incasseren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bear | beer | |
cash | centen; contant geld; duit; duiten; geld; geldstukken; kasgeld; kasgelden; kasmiddelen; kasvoorraad; poen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bear | iets verduren; incasseren; opvangen | doorleven; doorstaan; dragen; dulden; gebukt gaan onder; harden; torsen; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verstouwen; verstuwen; verteren; volhouden |
cash | geld in ontvangst nemen; incasseren; innen | in geld omzetten; uitbetalen; verzilveren |
collect money | geld in ontvangst nemen; incasseren; innen | collecteren; geld inzamelen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
cash | baar; cash; contant |