Summary
Dutch
Detailed Translations for verzadigen from Dutch to English
verzadigen:
-
verzadigen (verzadigd maken)
-
verzadigen (zich de buik vol eten)
Conjugations for verzadigen:
o.t.t.
- verzadig
- verzadigt
- verzadigt
- verzadigen
- verzadigen
- verzadigen
o.v.t.
- verzadigde
- verzadigde
- verzadigde
- verzadigden
- verzadigden
- verzadigden
v.t.t.
- heb verzadigd
- hebt verzadigd
- heeft verzadigd
- hebben verzadigd
- hebben verzadigd
- hebben verzadigd
v.v.t.
- had verzadigd
- had verzadigd
- had verzadigd
- hadden verzadigd
- hadden verzadigd
- hadden verzadigd
o.t.t.t.
- zal verzadigen
- zult verzadigen
- zal verzadigen
- zullen verzadigen
- zullen verzadigen
- zullen verzadigen
o.v.t.t.
- zou verzadigen
- zou verzadigen
- zou verzadigen
- zouden verzadigen
- zouden verzadigen
- zouden verzadigen
diversen
- verzadig!
- verzadigt!
- verzadigd
- verzadigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verzadigen:
Wiktionary Translations for verzadigen:
verzadigen
Cross Translation:
verb
verzadigen
-
(overgankelijk) tot bevrediging voeren, geheel aan een behoefte voldoen
- verzadigen → charge
verb
-
satiate
-
satisfy
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verzadigen | → saturate; drench; imbue; pervade; sate; steep | ↔ saturer — chimie|fr dissoudre dans un liquide la quantité maximale qu’il pouvoir absorber d’une substance. |