Summary
Dutch
Detailed Translations for nakomen from Dutch to English
nakomen:
-
nakomen
Conjugations for nakomen:
o.t.t.
- kom na
- komt na
- komt na
- komen na
- komen na
- komen na
o.v.t.
- kwam na
- kwam na
- kwam na
- kwamen na
- kwamen na
- kwamen na
v.t.t.
- ben nagekomen
- bent nagekomen
- is nagekomen
- zijn nagekomen
- zijn nagekomen
- zijn nagekomen
v.v.t.
- was nagekomen
- was nagekomen
- was nagekomen
- waren nagekomen
- waren nagekomen
- waren nagekomen
o.t.t.t.
- zal nakomen
- zult nakomen
- zal nakomen
- zullen nakomen
- zullen nakomen
- zullen nakomen
o.v.t.t.
- zou nakomen
- zou nakomen
- zou nakomen
- zouden nakomen
- zouden nakomen
- zouden nakomen
diversen
- kom na!
- komt na!
- nagekomen
- nakomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for nakomen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
follow | nakomen | achternagaan; achternalopen; een fusie aangaan; fuseren; komen na; nalopen; navolgen; opvolgen; samengaan; volgen |