Dutch
Detailed Translations for inspannen from Dutch to English
inspannen:
-
inspannen (moeite geven)
-
inspannen (aanspannen)
Conjugations for inspannen:
o.t.t.
- span in
- spant in
- spant in
- spannen in
- spannen in
- spannen in
o.v.t.
- spande in
- spande in
- spande in
- spanden in
- spanden in
- spanden in
v.t.t.
- heb ingespannen
- hebt ingespannen
- heeft ingespannen
- hebben ingespannen
- hebben ingespannen
- hebben ingespannen
v.v.t.
- had ingespannen
- had ingespannen
- had ingespannen
- hadden ingespannen
- hadden ingespannen
- hadden ingespannen
o.t.t.t.
- zal inspannen
- zult inspannen
- zal inspannen
- zullen inspannen
- zullen inspannen
- zullen inspannen
o.v.t.t.
- zou inspannen
- zou inspannen
- zou inspannen
- zouden inspannen
- zouden inspannen
- zouden inspannen
en verder
- ben ingespannen
- bent ingespannen
- is ingespannen
- zijn ingespannen
- zijn ingespannen
- zijn ingespannen
diversen
- span in!
- spant in!
- ingespannen
- inspannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inspannen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rig | tuigage; zeilwerk | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
exert | inspannen; moeite geven | |
hitch to | aanspannen; inspannen | |
rig | aanspannen; inspannen | v. takelwerk voorzien |
take legal proceedings | aanspannen; inspannen | |
tighten | aanspannen; inspannen | aanhalen; dichtschroeven; opspannen; schroeven; spannen; strak maken; vastschroeven; verscherpen |
Antonyms for "inspannen":
Related Definitions for "inspannen":
External Machine Translations: