Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overhouden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overhouden from Dutch to English

overhouden:

overhouden verb (houd over, houdt over, hield over, hielden over, overgehouden)

  1. overhouden (overhebben)
    to have left
    • have left verb (has left, had left, having left)

Conjugations for overhouden:

o.t.t.
  1. houd over
  2. houdt over
  3. houdt over
  4. houden over
  5. houden over
  6. houden over
o.v.t.
  1. hield over
  2. hield over
  3. hield over
  4. hielden over
  5. hielden over
  6. hielden over
v.t.t.
  1. heb overgehouden
  2. hebt overgehouden
  3. heeft overgehouden
  4. hebben overgehouden
  5. hebben overgehouden
  6. hebben overgehouden
v.v.t.
  1. had overgehouden
  2. had overgehouden
  3. had overgehouden
  4. hadden overgehouden
  5. hadden overgehouden
  6. hadden overgehouden
o.t.t.t.
  1. zal overhouden
  2. zult overhouden
  3. zal overhouden
  4. zullen overhouden
  5. zullen overhouden
  6. zullen overhouden
o.v.t.t.
  1. zou overhouden
  2. zou overhouden
  3. zou overhouden
  4. zouden overhouden
  5. zouden overhouden
  6. zouden overhouden
diversen
  1. houd over!
  2. houdt over!
  3. overgehouden
  4. overhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overhouden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
have left overhebben; overhouden besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken