Noun | Related Translations | Other Translations |
ajuste
|
afstelling; afstemmen; afstemming
|
aanpassing; afstelling; bijstelling; fit; inregeling; instelling; optimalisatie; scherpstelling
|
atonar
|
afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
|
|
descartar
|
|
afschuiven; wegschuiven
|
igualación
|
afstelling; afstemmen; afstemming
|
equatie; gelijkmaken; gelijkmaking; gelijkschakeling; gelijkstelling; nivelleren; synchronisatie; vereffening
|
poner a tono
|
afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
|
|
rechazar
|
|
afbeuken; afslaan; afwijzen; afwimpelen; terugwijzen; weigeren
|
reglaje
|
afstelling; afstemmen; afstemming
|
afstelling; gelijkschakeling; gelijkstelling; inregeling; instelling; synchronisatie
|
regulación
|
afstelling; afstemmen; afstemming
|
gelijkschakeling; gelijkstelling; instelling op; opbouw; orde; ordening; organisatie; regel; regelgeving; regeling; reglement; regularisatie; samenstelling; structuur; synchronisatie; systeem; voorschrift; wet
|
regular
|
afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
|
|
rehusar
|
|
afslaan; afwijzen; weigeren
|
repeler
|
|
afbeuken
|
sacudir
|
|
afschudden; geschok; geschud
|
sincronización
|
afstelling; afstemmen; afstemming
|
gelijkschakeling; gelijkstelling; synchronisatie
|
sincronizar
|
|
gelijkzetten
|
sintonizar
|
afstelling; afstemmen; afstemming
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
acondicionar
|
afstemmen; instellen
|
initiëren; op gang brengen
|
adaptar
|
afstemmen; gelijkschakelen
|
aanpassen; bijstellen; omschakelen; overschakelen; verbasteren; vervormen
|
adaptar a
|
afstellen; afstemmen
|
kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen
|
ajustar
|
afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen
|
aanpassen; betamen; bijstellen; conveniëren; correct zijn; deugen; ervan uitgaan; fijn bewerken; geschikt zijn; herstellen; in orde brengen; in orde maken; innaaien; kloppen; overeenbrengen; passen; passend zijn; repareren; strak maken; uitkomen; uitlijnen; uitrekken; vernieuwen
|
ajustar a
|
afstellen; afstemmen
|
|
armonizar
|
afstellen; afstemmen
|
harmoniseren; op een lijn brengen; tot een goed samengaand geheel maken
|
conciliar
|
afstemmen
|
overbruggen; ruzie bijleggen; uitpraten
|
declinar
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
aflopen; afschepen; afwimpelen; begeven; declineren; flauw hellend aflopend; flippen; glooien; verbuigen; vergaan; verkommeren; verlopen; verstrijken; vervallen; vervoegen; voorbijgaan; wegsturen
|
denegar
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
afketsen; afwijzen; ricocheren; verbieden; weigeren
|
descartar
|
afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
afdanken; afdrijven; afketsen; afwijzen; diskwalificeren; ecarteren; ricocheren; royeren; uitsluiten; verlijeren; verwaarlozen; verwijderen; wegcijferen; weigeren; wraken
|
desconocer
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
|
desestimar
|
afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten
|
encaminarse
|
afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
initiëren; op gang brengen
|
enfocar
|
afstellen; afstemmen
|
aanpakken; aanvatten; accommoderen; belichten; focussen; initiëren; met licht beschijnen; op gang brengen; scherp stellen; scherp zetten
|
formar
|
afketsen; afstemmen; afwijzen; instellen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
aanstellen; arrangeren; benoemen; bijbrengen; boetseren; formeren; iets op touw zetten; in het leven roepen; initiëren; installeren; kneden; leren; maken; modelleren; onderwijzen; op gang brengen; opleiden; regelen; scheppen; scholen; vervaardigen; vorm geven; vormen; vormgeven
|
hacer volver
|
afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
afketsen; ricocheren
|
instalar
|
afstemmen; instellen
|
aanbinden; aanknopen; aanstellen; beginnen; benoemen; inaugureren; inhuldigen; initiëren; inrichten; installeren; inwijden; op gang brengen; plaatsen; plechtig bevestigen; posten; posteren; stationeren
|
negar
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
achterhouden; afketsen; afwijzen; behouden; links laten liggen; logenstraffen; loochenen; negeren; ontkennen; opzijleggen; protesteren; reserveren; ricocheren; tegenspreken; tegenwerpen; terughouden; verbieden; verloochenen; verzaken; weerspreken; weigeren
|
no aceptar
|
afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
achterhouden; afketsen; afwijzen; behouden; opzijleggen; reserveren; ricocheren; terughouden; weigeren
|
no aprobar
|
afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
afketsen; ricocheren
|
no funcionar
|
afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
afwijzen; weigeren
|
poner a tono
|
|
op elkaar afstemmen
|
rebatir
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
afketsen; argumenteren; disputeren; ontkrachten; ontzenuwen; protesteren; redetwisten; ricocheren; tegenspreken; tegenwerpen; twisten; weerleggen; weerspreken
|
rechazar
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
abstineren; achterhouden; afkeuren; afschepen; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; behouden; declineren; ongeschikt verklaren; onthouden; opsturen; opzijleggen; posten; reserveren; sturen; teruggooien; terughouden; terugwerpen; toezenden; uitwerpen; vertikken; verzenden; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghouden; wegschuiven; wegsturen; wegzenden; weigeren
|
rechazar por votación
|
afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
|
regular
|
afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen
|
afdoen; afhandelen; beslechten; reguleren; twist uit de weg ruimen; zich voegen
|
rehusar
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
afwijzen; verbieden; weigeren
|
renunciar a
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
afzweren; ermee uitscheiden; inschrijven; opgeven; ophouden; overleveren; staken; stoppen; uitscheiden; verstoten
|
repeler
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven
|
sacudir
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
afschudden; beven; iets uitschudden; inkloppen; omschudden; opschudden; schudden; stof afkloppen; trillen; uitdeuken; uitkloppen; uitplunderen; uitschudden
|
sincronizar
|
afstemmen; gelijkschakelen
|
Synchroniseren; gelijkzetten; synchroniseren
|
sintonizar
|
afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen
|
|
subastar
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
|
|
suspender
|
afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
|
afblazen; afgelasten; afketsen; afwijzen; afzeggen; afzien van rechtsvervolging; blijven zitten; doubleren; ermee uitscheiden; kelderen; onderbreken; opgeven; ophouden; ricocheren; schorsen; seponeren; staken; stoppen; suspenderen; uitscheiden; verdagen; weigeren; zakken
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
regular
|
|
dikwijls; doorsnee; fatsoenlijk; frequent; gemiddeld; geregeld; goed geordend; matig; medium; meermaals; menigmaal; met regelmaat; met vast ritme; methodisch; middelmatig; min; modaal; netjes; niet al te best; onbeduidend; op vaste tijden; ordentelijk; planmatig; regelmatig; regulier; stelselmatig; systematisch; vaak; veelvuldig; welgeordend; zwak; zwakjes
|