Dutch

Detailed Translations for afstemmen from Dutch to Spanish

afstemmen:

Conjugations for afstemmen:

o.t.t.
  1. stem af
  2. stemt af
  3. stemt af
  4. stemmen af
  5. stemmen af
  6. stemmen af
o.v.t.
  1. stemde af
  2. stemde af
  3. stemde af
  4. stemden af
  5. stemden af
  6. stemden af
v.t.t.
  1. heb afgestemd
  2. hebt afgestemd
  3. heeft afgestemd
  4. hebben afgestemd
  5. hebben afgestemd
  6. hebben afgestemd
v.v.t.
  1. had afgestemd
  2. had afgestemd
  3. had afgestemd
  4. hadden afgestemd
  5. hadden afgestemd
  6. hadden afgestemd
o.t.t.t.
  1. zal afstemmen
  2. zult afstemmen
  3. zal afstemmen
  4. zullen afstemmen
  5. zullen afstemmen
  6. zullen afstemmen
o.v.t.t.
  1. zou afstemmen
  2. zou afstemmen
  3. zou afstemmen
  4. zouden afstemmen
  5. zouden afstemmen
  6. zouden afstemmen
diversen
  1. stem af!
  2. stemt af!
  3. afgestemd
  4. afstemmende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afstemmen [znw.] noun

  1. afstemmen (inregelen; regelen; instellen; afstellen)
    el regular; el atonar; el poner a tono
  2. afstemmen (afstelling; afstemming)
    la regulación; el ajuste; el reglaje; la sincronización; el sintonizar; la igualación

Translation Matrix for afstemmen:

NounRelated TranslationsOther Translations
ajuste afstelling; afstemmen; afstemming aanpassing; afstelling; bijstelling; fit; inregeling; instelling; optimalisatie; scherpstelling
atonar afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
descartar afschuiven; wegschuiven
igualación afstelling; afstemmen; afstemming equatie; gelijkmaken; gelijkmaking; gelijkschakeling; gelijkstelling; nivelleren; synchronisatie; vereffening
poner a tono afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
rechazar afbeuken; afslaan; afwijzen; afwimpelen; terugwijzen; weigeren
reglaje afstelling; afstemmen; afstemming afstelling; gelijkschakeling; gelijkstelling; inregeling; instelling; synchronisatie
regulación afstelling; afstemmen; afstemming gelijkschakeling; gelijkstelling; instelling op; opbouw; orde; ordening; organisatie; regel; regelgeving; regeling; reglement; regularisatie; samenstelling; structuur; synchronisatie; systeem; voorschrift; wet
regular afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
rehusar afslaan; afwijzen; weigeren
repeler afbeuken
sacudir afschudden; geschok; geschud
sincronización afstelling; afstemmen; afstemming gelijkschakeling; gelijkstelling; synchronisatie
sincronizar gelijkzetten
sintonizar afstelling; afstemmen; afstemming
VerbRelated TranslationsOther Translations
acondicionar afstemmen; instellen initiëren; op gang brengen
adaptar afstemmen; gelijkschakelen aanpassen; bijstellen; omschakelen; overschakelen; verbasteren; vervormen
adaptar a afstellen; afstemmen kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen
ajustar afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen aanpassen; betamen; bijstellen; conveniëren; correct zijn; deugen; ervan uitgaan; fijn bewerken; geschikt zijn; herstellen; in orde brengen; in orde maken; innaaien; kloppen; overeenbrengen; passen; passend zijn; repareren; strak maken; uitkomen; uitlijnen; uitrekken; vernieuwen
ajustar a afstellen; afstemmen
armonizar afstellen; afstemmen harmoniseren; op een lijn brengen; tot een goed samengaand geheel maken
conciliar afstemmen overbruggen; ruzie bijleggen; uitpraten
declinar afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen aflopen; afschepen; afwimpelen; begeven; declineren; flauw hellend aflopend; flippen; glooien; verbuigen; vergaan; verkommeren; verlopen; verstrijken; vervallen; vervoegen; voorbijgaan; wegsturen
denegar afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen afketsen; afwijzen; ricocheren; verbieden; weigeren
descartar afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen afdanken; afdrijven; afketsen; afwijzen; diskwalificeren; ecarteren; ricocheren; royeren; uitsluiten; verlijeren; verwaarlozen; verwijderen; wegcijferen; weigeren; wraken
desconocer afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
desestimar afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten
encaminarse afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen initiëren; op gang brengen
enfocar afstellen; afstemmen aanpakken; aanvatten; accommoderen; belichten; focussen; initiëren; met licht beschijnen; op gang brengen; scherp stellen; scherp zetten
formar afketsen; afstemmen; afwijzen; instellen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen aanstellen; arrangeren; benoemen; bijbrengen; boetseren; formeren; iets op touw zetten; in het leven roepen; initiëren; installeren; kneden; leren; maken; modelleren; onderwijzen; op gang brengen; opleiden; regelen; scheppen; scholen; vervaardigen; vorm geven; vormen; vormgeven
hacer volver afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen afketsen; ricocheren
instalar afstemmen; instellen aanbinden; aanknopen; aanstellen; beginnen; benoemen; inaugureren; inhuldigen; initiëren; inrichten; installeren; inwijden; op gang brengen; plaatsen; plechtig bevestigen; posten; posteren; stationeren
negar afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen achterhouden; afketsen; afwijzen; behouden; links laten liggen; logenstraffen; loochenen; negeren; ontkennen; opzijleggen; protesteren; reserveren; ricocheren; tegenspreken; tegenwerpen; terughouden; verbieden; verloochenen; verzaken; weerspreken; weigeren
no aceptar afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen achterhouden; afketsen; afwijzen; behouden; opzijleggen; reserveren; ricocheren; terughouden; weigeren
no aprobar afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen afketsen; ricocheren
no funcionar afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen afwijzen; weigeren
poner a tono op elkaar afstemmen
rebatir afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen afketsen; argumenteren; disputeren; ontkrachten; ontzenuwen; protesteren; redetwisten; ricocheren; tegenspreken; tegenwerpen; twisten; weerleggen; weerspreken
rechazar afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen abstineren; achterhouden; afkeuren; afschepen; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; behouden; declineren; ongeschikt verklaren; onthouden; opsturen; opzijleggen; posten; reserveren; sturen; teruggooien; terughouden; terugwerpen; toezenden; uitwerpen; vertikken; verzenden; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghouden; wegschuiven; wegsturen; wegzenden; weigeren
rechazar por votación afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
regular afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen afdoen; afhandelen; beslechten; reguleren; twist uit de weg ruimen; zich voegen
rehusar afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen afwijzen; verbieden; weigeren
renunciar a afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen afzweren; ermee uitscheiden; inschrijven; opgeven; ophouden; overleveren; staken; stoppen; uitscheiden; verstoten
repeler afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven
sacudir afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen afschudden; beven; iets uitschudden; inkloppen; omschudden; opschudden; schudden; stof afkloppen; trillen; uitdeuken; uitkloppen; uitplunderen; uitschudden
sincronizar afstemmen; gelijkschakelen Synchroniseren; gelijkzetten; synchroniseren
sintonizar afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen
subastar afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen
suspender afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen afblazen; afgelasten; afketsen; afwijzen; afzeggen; afzien van rechtsvervolging; blijven zitten; doubleren; ermee uitscheiden; kelderen; onderbreken; opgeven; ophouden; ricocheren; schorsen; seponeren; staken; stoppen; suspenderen; uitscheiden; verdagen; weigeren; zakken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
regular dikwijls; doorsnee; fatsoenlijk; frequent; gemiddeld; geregeld; goed geordend; matig; medium; meermaals; menigmaal; met regelmaat; met vast ritme; methodisch; middelmatig; min; modaal; netjes; niet al te best; onbeduidend; op vaste tijden; ordentelijk; planmatig; regelmatig; regulier; stelselmatig; systematisch; vaak; veelvuldig; welgeordend; zwak; zwakjes

Wiktionary Translations for afstemmen:

afstemmen
verb
  1. op de juiste toonhoogte brengen

Cross Translation:
FromToVia
afstemmen afinar tune — to modify a musical instrument

External Machine Translations:

Related Translations for afstemmen