Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. beschenen:
  2. beschijnen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beschenen from Dutch to Spanish

beschenen:


Translation Matrix for beschenen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aclarado spoeling
ModifierRelated TranslationsOther Translations
aclarado belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht belicht; helder geworden; opgehelderd; opgeklaard; opgetrokken; toegelicht; uitgelegd; verhelderd
aligerado belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht helder geworden; opgehelderd; opgetrokken; verhelderd
aliviado belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht helder geworden; opgehelderd; opgelucht; opgetrokken; verhelderd
elucidado belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht belicht; helder geworden; opgehelderd; opgetrokken; toegelicht; uitgelegd; verduidelijkt; verhelderd; verklaard
esclarecido belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht helder geworden; opgehelderd; opgetrokken; verhelderd
explicado belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht helder geworden; opgehelderd; opgetrokken; verduidelijkt; verhelderd; verklaard
ilustrado belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht geïllustreerde
mitigado belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht
robado belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht beroofd; gejat; lichter gemaakt; van gewicht ontdaan; verwijderd; weggehaald

beschijnen:

beschijnen verb (beschijn, beschijnt, bescheen, beschenen, beschenen)

  1. beschijnen (verlichten)

Conjugations for beschijnen:

o.t.t.
  1. beschijn
  2. beschijnt
  3. beschijnt
  4. beschijnen
  5. beschijnen
  6. beschijnen
o.v.t.
  1. bescheen
  2. bescheen
  3. bescheen
  4. beschenen
  5. beschenen
  6. beschenen
v.t.t.
  1. heb beschenen
  2. hebt beschenen
  3. heeft beschenen
  4. hebben beschenen
  5. hebben beschenen
  6. hebben beschenen
v.v.t.
  1. had beschenen
  2. had beschenen
  3. had beschenen
  4. hadden beschenen
  5. hadden beschenen
  6. hadden beschenen
o.t.t.t.
  1. zal beschijnen
  2. zult beschijnen
  3. zal beschijnen
  4. zullen beschijnen
  5. zullen beschijnen
  6. zullen beschijnen
o.v.t.t.
  1. zou beschijnen
  2. zou beschijnen
  3. zou beschijnen
  4. zouden beschijnen
  5. zouden beschijnen
  6. zouden beschijnen
diversen
  1. beschijn!
  2. beschijnt!
  3. beschenen
  4. beschijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beschijnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
alumbrar aanboren
VerbRelated TranslationsOther Translations
aclarar beschijnen; verlichten accentueren; begrijpelijk maken; belichten; hozen; leeghozen; met licht beschijnen; nader verklaren; ontvouwen; ophelderen; opklaren; toelichten; uitdunnen; uiteenzetten; uitleggen; uitscheppen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; wegkappen
alumbrar beschijnen; verlichten aanboren; belichten; bijlichten; boren; licht laten vallen op; met licht beschijnen
elucidar beschijnen; verlichten belichten; met licht beschijnen; ontvouwen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken
iluminar beschijnen; verlichten belichten; blozen; gloeien; illumineren; kleuren; licht laten vallen op; licht schijnen op; loshalen; met licht beschijnen; rood worden; uithalen

Wiktionary Translations for beschijnen:

beschijnen
verb
  1. het laten vallen van lichtstralen op iets