Dutch
Detailed Translations for dreggen from Dutch to Spanish
dreggen:
Conjugations for dreggen:
o.t.t.
- dreg
- dregt
- dregt
- dreggen
- dreggen
- dreggen
o.v.t.
- dregde
- dregde
- dregde
- dregden
- dregden
- dregden
v.t.t.
- heb gedregd
- hebt gedregd
- heeft gedregd
- hebben gedregd
- hebben gedregd
- hebben gedregd
v.v.t.
- had gedregd
- had gedregd
- had gedregd
- hadden gedregd
- hadden gedregd
- hadden gedregd
o.t.t.t.
- zal dreggen
- zult dreggen
- zal dreggen
- zullen dreggen
- zullen dreggen
- zullen dreggen
o.v.t.t.
- zou dreggen
- zou dreggen
- zou dreggen
- zouden dreggen
- zouden dreggen
- zouden dreggen
en verder
- is gedregd
- zijn gedregd
diversen
- dreg!
- dregt!
- gedregd
- dreggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dreggen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rastrear | dreggen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
rastrear | dreggen | crawlen; doorvorsen; eggen; met een eg bewerken; naslaan; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; neuzen; onderzoeken; opzoeken; rechercheren; snuffelen; speuren |
Related Words for "dreggen":
dreggen form of dreg:
Translation Matrix for dreg:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ancla | dreg; dreganker; dreghaak | anker; muuranker |
rastra | dreg; dreganker; dreghaak | |
rezón | dreg; dreganker; dreghaak |
Related Words for "dreg":
External Machine Translations: