Summary
Dutch
Detailed Translations for omsingelen from Dutch to Spanish
omsingelen:
-
omsingelen (omsluiten; insluiten)
-
omsingelen (omcirkelen; omsluiten)
Conjugations for omsingelen:
o.t.t.
- omsingel
- omsingelt
- omsingelt
- omsingelen
- omsingelen
- omsingelen
o.v.t.
- omsingelde
- omsingelde
- omsingelde
- omsingelden
- omsingelden
- omsingelden
v.t.t.
- ben omsingeld
- bent omsingeld
- is omsingeld
- zijn omsingeld
- zijn omsingeld
- zijn omsingeld
v.v.t.
- was omsingeld
- was omsingeld
- was omsingeld
- waren omsingeld
- waren omsingeld
- waren omsingeld
o.t.t.t.
- zal omsingelen
- zult omsingelen
- zal omsingelen
- zullen omsingelen
- zullen omsingelen
- zullen omsingelen
o.v.t.t.
- zou omsingelen
- zou omsingelen
- zou omsingelen
- zouden omsingelen
- zouden omsingelen
- zouden omsingelen
en verder
- heb omsingeld
- hebt omsingeld
- heeft omsingeld
- hebben omsingeld
- hebben omsingeld
- hebben omsingeld
diversen
- omsingel!
- omsingelt!
- omsingeld
- omsingelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omsingelen:
Wiktionary Translations for omsingelen:
omsingelen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• omsingelen | → rodear | ↔ encircle — surround |
• omsingelen | → circundar; envolver; cercar | ↔ surround — to encircle something or simultaneously extend in all directions |
External Machine Translations: