Dutch

Detailed Translations for uitgewerkt from Dutch to Spanish

uitgewerkt:


Translation Matrix for uitgewerkt:

NounRelated TranslationsOther Translations
ancho breedgeschouderdheid; breedheid; breedte
largo lengte; longitude
nimio bekrompenheid; benepenheid; burgerlijkheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
a lo ancho in details; uitgewerkt breed; fors; groot; uit de kluiten gewassen
amplio in details; uitgewerkt ampel; brede; breed; breedgeschouderd; breedvoerig; clement; extensief; fors; genereus; goedgeefs; goedhartig; groot; groots; grootschalig; grootscheeps; gul; mak; mild; omstandig; riant; royaal; ruim; ruim opgezette; ruimhartig; scheutig; uit de kluiten gewassen; uitgebreid; uitvoerig; veelomvattend; vrijgevig; weids; welwillend; wijd; zacht; zachtaardig
ancho in details; uitgewerkt afgesloten; breed; dicht; flodderig; fors; gesloten; grauw; slobberig; slodderig; toe; uit de kluiten gewassen; vaal; vetlijvig
circunstanciado in details; uitgewerkt
con todo detalle in details; uitgewerkt tot in het kleinste detail
demasiado extenso in details; uitgewerkt
demasiado vasto in details; uitgewerkt
detalladamente in details; uitgewerkt
detallado in details; uitgewerkt accuraat; extensief; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; secuur; uitgebreid; verregaand
dilatado in details; uitgewerkt gestrekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt
elaborado in details; uitgewerkt gemaakt; geproduceerd; gerealiseerd; verregaand; vervaardigd; verwerkelijkt; verwezenlijkt
en detalle in details; uitgewerkt
en todo detalle in details; uitgewerkt extensief; uitgebreid
espacioso in details; uitgewerkt riant; ruim; wijd
extensivo in details; uitgewerkt extensief; uitgebreid
extenso in details; uitgewerkt ampel; breed; breedgeschouderd; breedvoerig; corpulent; dik; extensief; gezet; groots; grootschalig; grootscheeps; lang en smal; langgerekt; langjarig; lijvig; omstandig; uitgebreid; uitgestrekt; uitvoerig; veeljarig; veelomvattend; verregaand; zwaarlijvig
extinto in details; uitgewerkt
holgado in details; uitgewerkt breed; breedgeschouderd; flodderig; grauw; slobberig; slodderig; vaal
intrincado in details; uitgewerkt gewikkeld in; ingewikkeld
largo in details; uitgewerkt lang; langaanhoudend; langdurig
minucioso in details; uitgewerkt accuraat; conscientieus; gedetailleerd; grondig; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; secuur; stipt; voorzichtig; zorgvuldig
nimio in details; uitgewerkt gering; luttel; miniem; minimaal; minste; weinig
prolijo in details; uitgewerkt langdradig; vervelend; wijdlopig
prolongado in details; uitgewerkt langaanhoudend; langdurig; langduriger; langer; langere; langgerekt; langwerpig
que ha dejado de surtir efecto in details; uitgewerkt
vasto in details; uitgewerkt aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; breed; breedgeschouderd; enorm; flink; fors; groot; groots; grootschalig; grootscheeps; heel erg; in zeer hoge mate; reuze; uit de kluiten gewassen; uitvoerig; veelomvattend
verboso in details; uitgewerkt

uitwerken:

uitwerken verb (werk uit, werkt uit, werkte uit, werkten uit, uitgewerkt)

  1. uitwerken (preciseren)
  2. uitwerken (uitrekenen; berekenen; becijferen; calculeren)

Conjugations for uitwerken:

o.t.t.
  1. werk uit
  2. werkt uit
  3. werkt uit
  4. werken uit
  5. werken uit
  6. werken uit
o.v.t.
  1. werkte uit
  2. werkte uit
  3. werkte uit
  4. werkten uit
  5. werkten uit
  6. werkten uit
v.t.t.
  1. ben uitgewerkt
  2. bent uitgewerkt
  3. is uitgewerkt
  4. zijn uitgewerkt
  5. zijn uitgewerkt
  6. zijn uitgewerkt
v.v.t.
  1. was uitgewerkt
  2. was uitgewerkt
  3. was uitgewerkt
  4. waren uitgewerkt
  5. waren uitgewerkt
  6. waren uitgewerkt
o.t.t.t.
  1. zal uitwerken
  2. zult uitwerken
  3. zal uitwerken
  4. zullen uitwerken
  5. zullen uitwerken
  6. zullen uitwerken
o.v.t.t.
  1. zou uitwerken
  2. zou uitwerken
  3. zou uitwerken
  4. zouden uitwerken
  5. zouden uitwerken
  6. zouden uitwerken
diversen
  1. werk uit!
  2. werkt uit!
  3. uitgewerkt
  4. uitwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitwerken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
calcular becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken afwegen; begroten; bepalen; berekenen; controleren; inschatten; nagaan; nakijken; rekenen; schatten
especificar preciseren; uitwerken bepalen; definiëren; detailleren; nader omschrijven; omschrijven; preciseren; specificeren
precisar preciseren; uitwerken nader omschrijven; preciseren; specificeren

Wiktionary Translations for uitwerken:


Cross Translation:
FromToVia
uitwerken calcular calculate — (transitive) to determine value
uitwerken calcular calculate — (intransitive) plan
uitwerken implementar implement — bring about
uitwerken operar opéreraccomplir une œuvre, produire un effet.