Dutch
Detailed Translations for verkeren from Dutch to Spanish
verkeren:
-
verkeren (ergens verkeren)
-
verkeren (omgaan met)
Conjugations for verkeren:
o.t.t.
- verkeer
- verkeert
- verkeert
- verkeren
- verkeren
- verkeren
o.v.t.
- verkeerde
- verkeerde
- verkeerde
- verkeerden
- verkeerden
- verkeerden
v.t.t.
- heb verkeerd
- hebt verkeerd
- heeft verkeerd
- hebben verkeerd
- hebben verkeerd
- hebben verkeerd
v.v.t.
- had verkeerd
- had verkeerd
- had verkeerd
- hadden verkeerd
- hadden verkeerd
- hadden verkeerd
o.t.t.t.
- zal verkeren
- zult verkeren
- zal verkeren
- zullen verkeren
- zullen verkeren
- zullen verkeren
o.v.t.t.
- zou verkeren
- zou verkeren
- zou verkeren
- zouden verkeren
- zouden verkeren
- zouden verkeren
diversen
- verkeer!
- verkeert!
- verkeerd
- verkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verkeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
andar con | omgaan met; verkeren | |
encontrarse | ergens verkeren; verkeren | aantreffen; afspreken; bij elkaar komen; bijeen komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; gelegen zijn; liggen; ontdekken; ontmoeten; samenkomen; tegenkomen; treffen; uithangen; verzamelen; vinden; zich bevinden; zijn |
frecuentar | omgaan met; verkeren | aankomen; bezoeken; frequenteren; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen |
hallarse | ergens verkeren; verkeren | gevestigd zijn; gezeten zijn; resideren; uithangen; zetelen; zich bevinden; zijn |
Related Definitions for "verkeren":
Wiktionary Translations for verkeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkeren | → frecuentar | ↔ fréquenter — aller souvent dans un lieu. |