Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. zieke:
  2. ziek:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zieke from Dutch to Spanish

zieke:

zieke [de ~] noun

  1. de zieke (patiënt)
    el paciente; el enfermo

Translation Matrix for zieke:

NounRelated TranslationsOther Translations
enfermo patiënt; zieke lijder
paciente patiënt; zieke lijder
ModifierRelated TranslationsOther Translations
enfermo aan een ziekte lijdend; ziek
paciente geduldig; gelaten; kalm afwachtend; lijdelijk; lijdzaam; passief

Related Words for "zieke":


Wiktionary Translations for zieke:


Cross Translation:
FromToVia
zieke enfermo; enferma; mareado sick — in poor health

ziek:


Translation Matrix for ziek:

NounRelated TranslationsOther Translations
enfermo lijder; patiënt; zieke
mal bezwaar; demon; duivel; grief; het klagen; klacht; kwaad; kwaal; ongemak; ongerief; satan; slepende ziekte; stoornis
malo gemenerik
ModifierRelated TranslationsOther Translations
enfermo aan een ziekte lijdend; ziek
indispuesto aan een ziekte lijdend; ziek ongans
lúgubre aan een ziekte lijdend; ziek afschuwelijk; afstotend voor zintuigen; akelig; angstaanjagend; beangstigend; donker; dubieus; duister; eng; glibberig; griezelig; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; lelijk; luguber; macaber; obscuur; onguur; sinister; spookachtig; verdacht; weerzinwekkend
mal aan een ziekte lijdend; ziek averechts; boos; furieus; gemeen; kwaad; kwaadwillig; met slechte intentie; min; misselijk; naar; nijdig; onpasselijk; onwel; razend; satanisch; scheefgegroeid; slecht; spinnijdig; toornig; vals; verkeerd; vertoornd; woest; ziedend
malo aan een ziekte lijdend; ziek achterbaks; akelig; banaal; bedorven; bedriegelijk; beroerd; boefachtig; boos; boosaardig; doortrapt; duivelachtig; duivels; ellendig; erg; ernstig; furieus; gangbaar; gebruikelijk; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gewoon; gluiperig; grof; in het geniep; kwaad; kwaadaardig; kwaadwillig; kwalijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; met slechte intentie; min; naar; nagemaakt; nijdig; normaal; onaardig; onecht; onedel; onhartelijk; onhebbelijk; onverdraagzaam; onvriendelijk; onwaar; onwelwillend; plat; platvloers; ploertig; razend; rot; rottig; satanisch; schunnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; spinnijdig; stiekem; toornig; triviaal; uitgekookt; vals; van bedenkelijke aard; vergaan; verrot; vertoornd; vunzig; week; woest; ziedend; zwak
sombrío aan een ziekte lijdend; ziek akelig; bedrukt; beroerd; donker; dreigend; dubieus; duister; ellendig; eng; gedrukt; glibberig; grauw; grauwkleurig; griezelig; grijs; helaas; huiveringwekkend; jammer; jammer genoeg; louche; luguber; melancholische; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; naargeestig; neerslachtig; obscuur; onbetrouwbaar; onduidelijk; onguur; onheilspellend; pessimistisch; sinister; sneu; somber; spijtig; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdacht; verdrietig; vreugdeloos; wollig; zwartgallig
triste aan een ziekte lijdend; ziek armzalig; bar; bedroefd; bedroevend; bedrukt; deerlijk; deerniswekkend; deplorabel; droef; droefgeestig; droevig; druilerig; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; gedrukt; grauw; helaas; jammer; jammer genoeg; meelijwekkend; melancholisch; melancholische; miezerig; miserabel; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naargeestig; neerslachtig; onfortuinlijk; ongelukkig; pessimistisch; rampzalig; rouwig; sneu; somber; spijtig; teneergeslagen; terneergeslagen; treurig; triest; troosteloos; verdrietig; vreugdeloos; week; zwaarmoedig; zwak

Related Words for "ziek":

  • zieker, ziekere, ziekst, ziekste, zieke

Antonyms for "ziek":


Related Definitions for "ziek":

  1. je naar voelen omdat er iets met je lichaam niet in orde is1
    • hij ligt in bed, hij is ziek1

Wiktionary Translations for ziek:


Cross Translation:
FromToVia
ziek enfermo ill — suffering from a disease
ziek mórbido morbid — of or relating to disease
ziek enfermo; enferma; mareado sick — in poor health
ziek malo; enfermo krank — körperlich, gesundheitlich eingeschränkt sein
ziek malo schlechtunwohl, krank