Summary


Dutch

Detailed Translations for kruk from Dutch to French

kruk:

kruk [de ~] noun

  1. de kruk (zwengel; slinger)
    la manivelle; le bras; le levier
  2. de kruk (taboeret; pianokrukje; poef; krukje)
    le tabouret; l'escabeau
  3. de kruk (deurklink; klink; hendel)
    la poignée; le loquet
  4. de kruk (klungel; klungelaar; stumper; stoethaspel)
    le colificheur; le bousilleur; l'andouille; le drôle de type; le brimborion; le chiffon; la loque; le maladroit; le manchot; l'empoté; le gaffeur; le pauvre type; le pauvre diable
  5. de kruk (deurkruk; deurklink)
    la manette; le loquet; le loqueteau

Translation Matrix for kruk:

NounRelated TranslationsOther Translations
andouille klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper klojo; oetlul
bousilleur klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper beunhaas; knoeipot; koekenbakker; morser; prutsers; rommelaar
bras kruk; slinger; zwengel arm; armleuning; trapleuning; trapleuningen; vangarm
brimborion klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper
chiffon klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper bon; coupon; doek; doekje; flard; homp; lap; lor; poetslap; prul; stuk stof; vod; vodje
colificheur klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper
drôle de type klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper een vreemde snuiter; snoeshaan; snuiter
empoté klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper klooi
escabeau kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret keukentrap; trap; trapje; voetsteun
gaffeur klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper
levier kruk; slinger; zwengel breekijzer; dommekracht; handspaak; hefbok; hefboom; hefinstallatie; hijsarm; kaapstanderpaal; koevoet; lichter; oor; oor van een kopje; sifon; stankafsluiter
loque klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje
loquet deurklink; deurkruk; hendel; klink; kruk deurknip; inklinking; inklinking van bout; klink; knip; oor; oor van een kopje
loqueteau deurklink; deurkruk; kruk oor; oor van een kopje
maladroit klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper
manchot klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper
manette deurklink; deurkruk; kruk oor; oor van een kopje; schakelhefboom
manivelle kruk; slinger; zwengel
pauvre diable klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper arme drommel; drommel; druiloor; idioot; kalfskop; kuiken; oen; ongelukkige; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozole hals; rund; schaap; schaapskop; schapenkop; stakker; stakkerd; stommeling; stommerd; stommerik; stumper; sukkel; sukkelaar; sul; uil; zielenpiet
pauvre type klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper arme drommel; drommel; ongelukkige; stakker; stakkerd; stumper; sukkel; sukkelaar; zielenpiet
poignée deurklink; hendel; klink; kruk gevest; greep; handel; handgreep; handje; handvat; handvol; heft; hendel; oor; oor van een kopje; pannenlap; vuistvol
tabouret kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret kantoorkruk
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
maladroit klungelig; links
ModifierRelated TranslationsOther Translations
empoté opgeschoten; stoethaspelig
maladroit bot; gebrekkig; knullig; krukkig; lomp; onbeholpen; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onelegant; ongemanierd; onhandig; onopgevoed; plomp; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelend; sukkelig
manchot eenhandig

Related Words for "kruk":


Wiktionary Translations for kruk:

kruk
noun
  1. Canne surmontée d’un support
  2. Petit siège sans dossier

Cross Translation:
FromToVia
kruk béquille crutch — device to assist in motion as a cane
kruk tabouret; tabouret-bar stool — a seat
kruk béquille KrückeMedizin: mit einem Handgriff versehener Stock für an den Beinen verletzte oder gehbehinderte Personen