Noun | Related Translations | Other Translations |
nature
|
|
aard; geaardheid; gemoed; gemoedstoestand; geneigdheid; gezindheid; hang; inborst; inclinatie; inslag; karakter; karaktereigenschap; karaktertrek; kenmerk; kwalititeit; mentaliteit; natuur; neiging; soort; stemming; ziel
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
authentique
|
pure; zuivere
|
authentiek; echt; heus; kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; onvermengd; onvervalst; oorspronkelijk; origineel; puur; rein; werkelijk; zuiver
|
net
|
pure; zuivere
|
aanschouwelijk; begrijpelijk; direct; duidelijk; eenduidig; fel; gekuist; gereinigd; hanig; helder; herkenbaar; hygienisch; keurig; kuis; netjes; netto; onbelast; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; pinnig; proper; recht door zee; regelrecht; rein; scherp; schoon; sec; snibbig; vinnig; vlijmend; zindelijk; zorgvuldig; zuiver
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
chaste
|
pure; zuivere
|
eerbaar; gekuist; kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; vlekkeloos; zedig; zuiver
|
nature
|
pure; zuivere
|
gaaf; kuis; maagdelijk; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; puur; rein; virginaal; zuiver
|
pur
|
pure; zuivere
|
brandschoon; echt; gaaf; gekuist; gewoonweg; klare; klinkklaar; koel; koud; kuis; maagdelijk; natuurlijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; onberoerd; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; ongerept; onschuldig; onvermengd; onversneden; onvervalst; onverzwakt; puur; rechttoe; rein; smetteloos; virginaal; vlekkeloos; zuiver
|