Dutch

Detailed Translations for stagiair from Dutch to French

stagiair:

stagiair [de ~ (m)] noun

  1. de stagiair (iemand die stage loopt)
    le stagiaire; le mousse; l'apprentie; l'apprenti; la pupille; le jeune apprenti
  2. de stagiair (inwonende)

Translation Matrix for stagiair:

NounRelated TranslationsOther Translations
apprenti iemand die stage loopt; stagiair Benjamin; jonge leerling; jongmaatje; jongste bediende; jongste leerling; krullenjongen; kwekeling; leerjongen; pupil
apprentie iemand die stage loopt; stagiair jonge leerling; pupil
habitant bewoner; burger; huisbewoner; ingezetene; inwoner; staatsburger
jeune apprenti iemand die stage loopt; stagiair jongmaatje
mousse iemand die stage loopt; stagiair bruis; jongmaatje; kajuitsjongen; kwekeling; leerjongen; scheepsjongen; schuim; uitvaagsel
pupille iemand die stage loopt; stagiair jonge leerling; jongmaatje; kwekeling; leerjongen; leerling; pupil; scholier
résidant ingezetene
stagiaire iemand die stage loopt; stagiair jongmaatje; kwekeling; leerjongen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
apprenti aankomend; aanstaand; toekomend; toekomstig; toekomstige
habitant inwonende; stagiair
interne inwonende; stagiair aan de binnenkant; binnenin; binnenste; innerlijk; intern; inwendig; inwendige; van binnen
résidant inwonende; stagiair gevestigd; woonachtig; zetelend

Related Words for "stagiair":

  • stagiairs