Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. translateren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for translateren from Dutch to French

translateren:

translateren verb

  1. translateren (vertalen; overbrengen; vertolken)
    traduire; interpréter; rendre; exprimer; reproduire; refléter; restituer
    • traduire verb (traduis, traduit, traduisons, traduisez, )
    • interpréter verb (interprète, interprètes, interprétons, interprétez, )
    • rendre verb (rends, rend, rendons, rendez, )
    • exprimer verb (exprime, exprimes, exprimons, exprimez, )
    • reproduire verb (reproduis, reproduit, reproduisons, reproduisez, )
    • refléter verb (reflète, reflètes, reflétons, reflétez, )
    • restituer verb (restitue, restitues, restituons, restituez, )
  2. translateren (vertalen; vertolken; overzetten)
    traduire; interpréter
    • traduire verb (traduis, traduit, traduisons, traduisez, )
    • interpréter verb (interprète, interprètes, interprétons, interprétez, )

Translation Matrix for translateren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
exprimer overbrengen; translateren; vertalen; vertolken beschrijven; formuleren; fraseren; in een formule brengen; leegknijpen; spuien; tot uitdrukking brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; uitknijpen; verbaliseren; vertolken; verwoorden; weergeven
interpréter overbrengen; overzetten; translateren; vertalen; vertolken acteren; begrijpen; beschrijven; een rol vertolken; interpreteren; komedie spelen; mededelen; opvatten; tolken; toneelspelen; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiteenzetten; uiten; uiting geven aan; verbeelden; verhalen; verpersonificeren; vertalen; vertellen; vertolken; verwoorden; weergeven; zeggen; zich aanstellen
refléter overbrengen; translateren; vertalen; vertolken afspiegelen; beschrijven; reflecteren; terugkaatsen; weergeven; weerspiegelen
rendre overbrengen; translateren; vertalen; vertolken aangeven; aanreiken; afgeven; beschrijven; braken; eraf gaan; geven; inleveren; kotsen; overgeven; overhandigen; overleveren; retourneren; spugen; spuwen; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; terugzenden; toesteken; uitbraken; vomeren; weergeven
reproduire overbrengen; translateren; vertalen; vertolken beschrijven; fotokopiëren; kopiëren; nabootsen; namaken; reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen; voortplanten; weergeven
restituer overbrengen; translateren; vertalen; vertolken afkopen; restitueren; retourneren; schadeloosstellen; terugbetalen; terugbrengen; teruggeven; terugzenden; vergoeden; weergeven
traduire overbrengen; overzetten; translateren; vertalen; vertolken beschrijven; dagvaarden; interpreteren; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertalen; vertolken; verwoorden; weergeven

Wiktionary Translations for translateren:

translateren
verb
  1. Faire la traduction d’un texte ou de paroles ou de tout document depuis une langue vers une autre langue.