Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. vrijgesteld:
  2. vrijstellen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vrijgesteld from Dutch to French

vrijgesteld:

vrijgesteld adj

  1. vrijgesteld

Translation Matrix for vrijgesteld:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
dispensé vrijgesteld
exempté vrijgesteld

Related Words for "vrijgesteld":


Wiktionary Translations for vrijgesteld:

vrijgesteld
adjective
  1. Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir.

vrijgesteld form of vrijstellen:

vrijstellen verb (stel vrij, stelt vrij, stelde vrij, stelden vrij, vrijgesteld)

  1. vrijstellen (ontslaan van een verplichting; ontlasten; ontheffen)
    dispenser de; relâcher
    • relâcher verb (relâche, relâches, relâchons, relâchez, )

Conjugations for vrijstellen:

o.t.t.
  1. stel vrij
  2. stelt vrij
  3. stelt vrij
  4. stellen vrij
  5. stellen vrij
  6. stellen vrij
o.v.t.
  1. stelde vrij
  2. stelde vrij
  3. stelde vrij
  4. stelden vrij
  5. stelden vrij
  6. stelden vrij
v.t.t.
  1. heb vrijgesteld
  2. hebt vrijgesteld
  3. heeft vrijgesteld
  4. hebben vrijgesteld
  5. hebben vrijgesteld
  6. hebben vrijgesteld
v.v.t.
  1. had vrijgesteld
  2. had vrijgesteld
  3. had vrijgesteld
  4. hadden vrijgesteld
  5. hadden vrijgesteld
  6. hadden vrijgesteld
o.t.t.t.
  1. zal vrijstellen
  2. zult vrijstellen
  3. zal vrijstellen
  4. zullen vrijstellen
  5. zullen vrijstellen
  6. zullen vrijstellen
o.v.t.t.
  1. zou vrijstellen
  2. zou vrijstellen
  3. zou vrijstellen
  4. zouden vrijstellen
  5. zouden vrijstellen
  6. zouden vrijstellen
diversen
  1. stel vrij!
  2. stelt vrij!
  3. vrijgesteld
  4. vrijstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vrijstellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dispenser de ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen
relâcher ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen bevrijden; in vrijheid stellen; lijntrekken; loslaten; losmaken; ontspannen; relaxen; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; vrijlaten; zich vertreden