Summary


Dutch

Detailed Translations for weergeven from Dutch to French

weergeven:

weergeven verb (geef weer, geeft weer, gaf weer, gaven weer, weergegeven)

  1. weergeven (beschrijven)
    refléter; exprimer; reproduire; rendre; interpréter; traduire
    • refléter verb (reflète, reflètes, reflétons, reflétez, )
    • exprimer verb (exprime, exprimes, exprimons, exprimez, )
    • reproduire verb (reproduis, reproduit, reproduisons, reproduisez, )
    • rendre verb (rends, rend, rendons, rendez, )
    • interpréter verb (interprète, interprètes, interprétons, interprétez, )
    • traduire verb (traduis, traduit, traduisons, traduisez, )
  2. weergeven
  3. weergeven
    restituer; afficher
    • restituer verb (restitue, restitues, restituons, restituez, )
    • afficher verb

Conjugations for weergeven:

o.t.t.
  1. geef weer
  2. geeft weer
  3. geeft weer
  4. geven weer
  5. geven weer
  6. geven weer
o.v.t.
  1. gaf weer
  2. gaf weer
  3. gaf weer
  4. gaven weer
  5. gaven weer
  6. gaven weer
v.t.t.
  1. heb weergegeven
  2. hebt weergegeven
  3. heeft weergegeven
  4. hebben weergegeven
  5. hebben weergegeven
  6. hebben weergegeven
v.v.t.
  1. had weergegeven
  2. had weergegeven
  3. had weergegeven
  4. hadden weergegeven
  5. hadden weergegeven
  6. hadden weergegeven
o.t.t.t.
  1. zal weergeven
  2. zult weergeven
  3. zal weergeven
  4. zullen weergeven
  5. zullen weergeven
  6. zullen weergeven
o.v.t.t.
  1. zou weergeven
  2. zou weergeven
  3. zou weergeven
  4. zouden weergeven
  5. zouden weergeven
  6. zouden weergeven
diversen
  1. geef weer!
  2. geeft weer!
  3. weergegeven
  4. weergevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weergeven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
afficher weergeven
exprimer beschrijven; weergeven formuleren; fraseren; in een formule brengen; leegknijpen; overbrengen; spuien; tot uitdrukking brengen; translateren; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; uitknijpen; verbaliseren; vertalen; vertolken; verwoorden
interpréter beschrijven; weergeven acteren; begrijpen; beschrijven; een rol vertolken; interpreteren; komedie spelen; mededelen; opvatten; overbrengen; overzetten; tolken; toneelspelen; translateren; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiteenzetten; uiten; uiting geven aan; verbeelden; verhalen; verpersonificeren; vertalen; vertellen; vertolken; verwoorden; zeggen; zich aanstellen
refléter beschrijven; weergeven afspiegelen; overbrengen; reflecteren; terugkaatsen; translateren; vertalen; vertolken; weerspiegelen
rendre beschrijven; weergeven aangeven; aanreiken; afgeven; braken; eraf gaan; geven; inleveren; kotsen; overbrengen; overgeven; overhandigen; overleveren; retourneren; spugen; spuwen; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; terugzenden; toesteken; translateren; uitbraken; vertalen; vertolken; vomeren
reproduire beschrijven; weergeven fotokopiëren; kopiëren; nabootsen; namaken; overbrengen; reproduceren; translateren; verdubbelen; vermenigvuldigen; vertalen; vertolken; voortplanten
restituer weergeven afkopen; overbrengen; restitueren; retourneren; schadeloosstellen; terugbetalen; terugbrengen; teruggeven; terugzenden; translateren; vergoeden; vertalen; vertolken
traduire beschrijven; weergeven dagvaarden; interpreteren; overbrengen; overzetten; translateren; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertalen; vertolken; verwoorden
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
afficher weergeven

Related Translations for weergeven