Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. vermorzelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vermorzelen from Dutch to Swedish

vermorzelen:

vermorzelen verb (vermorzel, vermorzelt, vermorzelde, vermorzelden, vermorzeld)

  1. vermorzelen (verbrijzelen; verpletteren; platdrukken; fijnmaken; vergruizen)
    krossa; slå sönder; pressa sönder; stampa sönder; mala sönder
    • krossa verb (krossar, krossade, krossat)
    • slå sönder verb (slår sönder, slog sönder, slagit sönder)
    • pressa sönder verb (pressar sönder, pressade sönder, pressat sönder)
    • stampa sönder verb (stampar sönder, stampade sönder, stampat sönder)
    • mala sönder verb (maler sönder, malde sönder, malt sönder)

Conjugations for vermorzelen:

o.t.t.
  1. vermorzel
  2. vermorzelt
  3. vermorzelt
  4. vermorzelen
  5. vermorzelen
  6. vermorzelen
o.v.t.
  1. vermorzelde
  2. vermorzelde
  3. vermorzelde
  4. vermorzelden
  5. vermorzelden
  6. vermorzelden
v.t.t.
  1. heb vermorzeld
  2. hebt vermorzeld
  3. heeft vermorzeld
  4. hebben vermorzeld
  5. hebben vermorzeld
  6. hebben vermorzeld
v.v.t.
  1. had vermorzeld
  2. had vermorzeld
  3. had vermorzeld
  4. hadden vermorzeld
  5. hadden vermorzeld
  6. hadden vermorzeld
o.t.t.t.
  1. zal vermorzelen
  2. zult vermorzelen
  3. zal vermorzelen
  4. zullen vermorzelen
  5. zullen vermorzelen
  6. zullen vermorzelen
o.v.t.t.
  1. zou vermorzelen
  2. zou vermorzelen
  3. zou vermorzelen
  4. zouden vermorzelen
  5. zouden vermorzelen
  6. zouden vermorzelen
diversen
  1. vermorzel!
  2. vermorzelt!
  3. vermorzeld
  4. vermorzelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vermorzelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
krossa fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren 'n aframmeling geven; aan stukken breken; aframmelen; afrossen; afslijpen; bedwingen; beteugelen; breken; erafslijpen; fijn drukken; fijndrukken; in bedwang houden; in de prak rijden; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; kapotdrukken; onderdrukken; platdrukken; platmaken; pletten; smashen; stukbreken; terughouden; vijzelen
mala sönder fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
pressa sönder fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
slå sönder fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren aan stukken slaan; breken; in de prak rijden; in stukken breken; inslaan; kapotbreken; kapotgooien; kapotslaan; smashen; stukgooien; stukslaan; verbrijzelen
stampa sönder fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren

Wiktionary Translations for vermorzelen:


Cross Translation:
FromToVia
vermorzelen avbryta; bryta; knäcka; krossa briserrompre, mettre en pièces.
vermorzelen krossa fracasserbriser en éclats, avec violence.