Dutch
Detailed Translations for me from Dutch to Swedish
me:
Translation Matrix for me:
Pronoun | Related Translations | Other Translations |
- | mij | |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
jag | ik | |
Other | Related Translations | Other Translations |
jag | me; mij | ik |
Synonyms for "me":
Related Definitions for "me":
me form of tot zich nemen:
tot zich nemen verb (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)
-
tot zich nemen (verorberen; consumeren; vreten; bunkeren; nuttigen; naar binnen werken; bikken; zitten proppen; schransen; tegoed doen; eten; opeten; schrokken)
-
tot zich nemen (nuttigen; eten; consumeren; gebruiken; opeten; verorberen; oppeuzelen)
Conjugations for tot zich nemen:
o.t.t.
- neem mij tot zich
- neemt je tot zich
- neemt zich tot zich
- nemen ons tot zich
- nemen ons tot zich
- nemen ons tot zich
o.v.t.
- me
- je
- zich
- ons
- je
- zich
v.t.t.
- ben mij tot zich genomen
- bent je tot zich genomen
- is zich tot zich genomen
- zijn ons tot zich genomen
- zijn je tot zich genomen
- zijn zich tot zich genomen
v.v.t.
- was mij tot zich genomen
- was je tot zich genomen
- was zich tot zich genomen
- waren ons tot zich genomen
- waren je tot zich genomen
- waren zich tot zich genomen
o.t.t.t.
- zal mij zich nemen
- zult je zich nemen
- zal zich zich nemen
- zullen ons zich nemen
- zullen je zich nemen
- zullen zich zich nemen
o.v.t.t.
- zou mij zich nemen
- zou je zich nemen
- zou zich zich nemen
- zouden ons zich nemen
- zouden je zich nemen
- zouden zich zich nemen
diversen
- neem je tot zich!
- neemt u tot zich!
- tot zich genomen
- tot zich nemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tot zich nemen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
få något att äta | consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen | |
förbruka | bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen | doorjagen; opmaken; verbruiken; verdoen; verspillen; wegslijten |
konsumera | bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen | consumeren; gebruiken; opeten; opvreten; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verteren; vreten |