Home ->Dictionaries ->Swedish/Dutch ->Search: kön

Swedish and Dutch Translation Search Results for kön

Summary

Swedish to Dutch: more detail...

kon:
- conus; puntzak
kön:
- geslacht; sekse; genus; kunne; seksen; geslachten
Wiktionary:
- kön → geslacht, sekse
- kön → geslacht, sekse, sexe, seks, geslachtsdaad, vrijen, kunne
- kon → kegel
- kon → kegel

Dutch to Swedish: more detail...

kunnen:
- vara kapabel
Wiktionary:
- kunnen → kunna, orka, förmå, gitta, må, mäkta

Swedish

Detailed Translations for kön from Swedish to Dutch

kon:

kon [-en] noun

kon (kägla)
de conus
- conus [de ~ (m)] noun
kon (kägla)
de puntzak
- puntzak [de ~ (m)] noun

Translation Matrix for kon:

Noun	Related Translations	Other Translations
conus	kon; kägla
puntzak	kon; kägla

Synonyms for "kon":

strut

Wiktionary Translations for kon:

kon

noun

een meetkundig lichaam met een cirkel als grondvlak en uitlopend in een punt
- kegel → kon; kägla

Cross Translation:

From	To	Via
• kon	→ kegel	↔ Kegel — Geometrie: Körper mit Kreisscheibe als Basis, in einer Spitze auslaufend

kön:

kön [-ett] noun

kön
het geslacht; de sekse; het genus; de kunne
- geslacht [het ~] noun
- sekse [de ~ (v)] noun
- genus [het ~] noun
- kunne [de ~] noun
kön
de seksen; de geslachten
- seksen [de ~] noun, plural
- geslachten [de ~] noun, plural

Translation Matrix for kön:

Noun	Related Translations	Other Translations
genus	kön
geslacht	kön	dynasti
geslachten	kön
kunne	kön
sekse	kön
seksen	kön

Wiktionary Translations for kön:

kön

noun

geslachtsorganen
- geslacht → kön
grammaticaal geslacht
- geslacht → genus; kön
sekse
- sekse → kön; släkte

Cross Translation:

From	To	Via
• kön	→ geslacht	↔ gender — biological sex of persons or animals
• kön	→ geslacht; sekse	↔ sex — gender (female or male)
• kön	→ geslacht; sexe; seks; geslachtsdaad; vrijen; kunne	↔ sexe — biol\|fr genre qui peut être masculin ou féminin.

Related Translations for kön

Dutch

Detailed Translations for kön from Dutch to Swedish

kunnen:

kunnen verb (kan, kunt, kon, konden, gekund)

kunnen (in staat zijn; vermogen)
vara kapabel
- vara kapabel verb (är kapabel, var kapabel, varit kapabel)

Conjugations for kunnen:

o.t.t.

kan
kunt
kan
kunnen
kunnen
kunnen

o.v.t.

kon
kon
kon
konden
konden
konden

v.t.t.

heb gekund
hebt gekund
heeft gekund
hebben gekund
hebben gekund
hebben gekund

v.v.t.

had gekund
had gekund
had gekund
hadden gekund
hadden gekund
hadden gekund

o.t.t.t.

zal kunnen
zult kunnen
zal kunnen
zullen kunnen
zullen kunnen
zullen kunnen

o.v.t.t.

zou kunnen
zou kunnen
zou kunnen
zouden kunnen
zouden kunnen
zouden kunnen

diversen

kan!
kunt!
gekund
kunnend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kunnen:

Verb	Related Translations	Other Translations
vara kapabel	in staat zijn; kunnen; vermogen

Related Definitions for "kunnen":

mogelijk zijn¹
- dat glas kan niet stuk¹
in staat zijn het te doen¹
- zij kan mooi tekenen¹
mogen¹
- je kunt wel gaan¹

Wiktionary Translations for kunnen:

Cross Translation:

From	To	Via
• kunnen	→ kunna	↔ be able to — have ability to
• kunnen	→ kunna	↔ can — to be able
• kunnen	→ orka; kunna; förmå	↔ können — etwas zu tun vermögen
• kunnen	→ kunna	↔ können — etwas beherrschen, wissen; fähig sein, etwas zu tun
• kunnen	→ gitta; må; mäkta; orka	↔ pouvoir — Être capable, avoir la faculté, être en état de

¹Muiswerk Woordenboek