Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
realizar:
- doen; uitvoeren; verrichten; handelen; uitrichten; realiseren; bewerkstelligen; verwezenlijken; verwerkelijken; presteren; een prestatie leveren; tot stand brengen; voor elkaar krijgen; doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen; waarmaken; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen; totstandbrengen; beëindigen; afsluiten; eindigen; ophouden; stoppen; een einde maken aan
-
Wiktionary:
- realizar → uitvoeren
- realizar → volbrengen, doorgaan, aan de gang gaan met, produceren, maken, realiseren, bewerkstelligen, verwerkelijken, uitvoeren, nakomen, naleven, verrichten, vervullen, voltrekken, doorvoeren, tot stand brengen, verwezenlijken
Spanish
Detailed Translations for realizar from Spanish to Dutch
realizar:
-
realizar (hacer; hacer realizar; actuar; efectuar)
-
realizar (desarrollar; explotar; hacer realidad)
realiseren; bewerkstelligen; verwezenlijken; verwerkelijken-
bewerkstelligen verb (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
-
realizar (actuar; funcionar)
-
realizar (ganar; componer; reparar; confeccionar; remendar; plasmar)
tot stand brengen; voor elkaar krijgen-
tot stand brengen verb (breng tot stand, brengt tot stand, bracht tot stand, brachten tot staden, tot stand gebracht)
-
voor elkaar krijgen verb
-
-
realizar (dar muerte a; matar; terminar; interrumpir; efectuar; poner término a una; liquidar a una persona; poner fin a una)
doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen-
van kant maken verb (maak van kant, maakt van kant, maakte van kant, maakten van kant, van kant gemaakt)
-
realizar (cumplir; sustanciar; mostrar; probar; evidenciar)
-
realizar (efectuar; ejecutar)
voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen-
voor elkaar krijgen verb
-
bewerkstelligen verb (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
-
fixen verb
-
-
realizar
totstandbrengen-
totstandbrengen verb (breng totstand, brengt totstand, bracht totstand, brachten totstand, totstandgebracht)
-
-
realizar (efectuar; terminar; finalizar; acabar de; llegar; parar; completar; poner término a una; concluir; poner fin a; acabar; acabar con una; encontrarse en la recta final; ultimar; llegar al fin; decidir; detenerse; expirar; extinguirse; dar fin a una; vencer; dar fin a; decidirse a; poner término a; poner fin a una)
beëindigen; afsluiten; eindigen; ophouden; stoppen; een einde maken aan-
een einde maken aan verb (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
Conjugations for realizar:
presente
- realizo
- realizas
- realiza
- realizamos
- realizáis
- realizan
imperfecto
- realizaba
- realizabas
- realizaba
- realizábamos
- realizabais
- realizaban
indefinido
- realicé
- realizaste
- realizó
- realizamos
- realizasteis
- realizaron
fut. de ind.
- realizaré
- realizarás
- realizará
- realizaremos
- realizaréis
- realizarán
condic.
- realizaría
- realizarías
- realizaría
- realizaríamos
- realizaríais
- realizarían
pres. de subj.
- que realice
- que realices
- que realice
- que realicemos
- que realicéis
- que realicen
imp. de subj.
- que realizara
- que realizaras
- que realizara
- que realizáramos
- que realizarais
- que realizaran
miscelánea
- ¡realiza!
- ¡realizad!
- ¡no realices!
- ¡no realicéis!
- realizado
- realizando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for realizar:
Synonyms for "realizar":
Wiktionary Translations for realizar:
realizar
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• realizar | → volbrengen | ↔ accomplish — to finish successfully |
• realizar | → doorgaan; aan de gang gaan met | ↔ get on with — proceed with |
• realizar | → produceren; maken | ↔ produce — to sponsor and present (a motion picture, etc) |
• realizar | → realiseren; bewerkstelligen | ↔ realize — to make real |
• realizar | → realiseren | ↔ realisieren — einen Plan verwirklichen, in die Tat umsetzen |
• realizar | → bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; uitvoeren; nakomen; naleven; verrichten; vervullen; voltrekken; doorvoeren; tot stand brengen; verwezenlijken | ↔ réaliser — construire |