Summary
Dutch
Detailed Translations for grillen from Dutch to English
grillen:
Conjugations for grillen:
o.t.t.
- gril
- grilt
- grilt
- grillen
- grillen
- grillen
o.v.t.
- grilde
- grilde
- grilde
- grilden
- grilden
- grilden
v.t.t.
- heb gegrild
- hebt gegrild
- heeft gegrild
- hebben gegrild
- hebben gegrild
- hebben gegrild
v.v.t.
- had gegrild
- had gegrild
- had gegrild
- hadden gegrild
- hadden gegrild
- hadden gegrild
o.t.t.t.
- zal grillen
- zult grillen
- zal grillen
- zullen grillen
- zullen grillen
- zullen grillen
o.v.t.t.
- zou grillen
- zou grillen
- zou grillen
- zouden grillen
- zouden grillen
- zouden grillen
en verder
- is gegrild
- zijn gegrild
diversen
- gril!
- grilt!
- gegrild
- grillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for grillen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
barbecue | barbecue | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
barbecue | barbecuen; grillen; grilleren; roosteren |
Related Words for "grillen":
grillen form of gril:
Translation Matrix for gril:
Noun | Related Translations | Other Translations |
caprice | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanval; bevlieging; impuls; luim; opwelling; prikkel; vlaag |
fancy | bui; gril; kuur; luim; nuk | keuze; smaak; voorkeur; voorliefde |
mood | bui; gril; kuur; luim; nuk | bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; psychische toestand; stemming |
quirk | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanwensel; rarigheid; tic; zenuwtrek; zenuwtrekking |
spur of the moment | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanval; bevlieging; opwelling; vlaag |
whim | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanval; bevlieging; impuls; luim; opwelling; prikkel; vlaag |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fancy | aanstaan; believen; goeddunken; houden van; lekker vinden; lusten; visualiseren |
Related Words for "gril":
Wiktionary Translations for gril:
External Machine Translations: