Summary
Dutch
Detailed Translations for smaken from Dutch to English
smaken:
-
smaken (proeven)
Conjugations for smaken:
o.t.t.
- smaak
- smaakt
- smaakt
- smaken
- smaken
- smaken
o.v.t.
- smaakte
- smaakte
- smaakte
- smaakten
- smaakten
- smaakten
v.t.t.
- heb gesmaakt
- hebt gesmaakt
- heeft gesmaakt
- hebben gesmaakt
- hebben gesmaakt
- hebben gesmaakt
v.v.t.
- had gesmaakt
- had gesmaakt
- had gesmaakt
- hadden gesmaakt
- hadden gesmaakt
- hadden gesmaakt
o.t.t.t.
- zal smaken
- zult smaken
- zal smaken
- zullen smaken
- zullen smaken
- zullen smaken
o.v.t.t.
- zou smaken
- zou smaken
- zou smaken
- zouden smaken
- zouden smaken
- zouden smaken
en verder
- ben gesmaakt
- bent gesmaakt
- is gesmaakt
- zijn gesmaakt
- zijn gesmaakt
- zijn gesmaakt
diversen
- smaak!
- smaakt!
- gesmaakt
- smakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for smaken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
taste | keuze; smaak; smaakje; smaakwaarneming; voorkeur; voorliefde; voorproefje | |
try | inspanning; poging; probeersel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
taste | proeven; smaken | keuren; proberen; proeven |
try | proeven; smaken | aanproberen; aanvragen; aanzoeken; beproeven; berechten; betrachten; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; passen; pogen; proberen; proeven; testen; toetsen; trachten; uitnodigen; uitproberen; uittesten; vervolgen; verzoeken; vragen |