Noun | Related Translations | Other Translations |
flat
|
|
afvlakken; appartement; etagewoning; flat; klapband; wad
|
level
|
|
afgraven; afgraving; dimensieniveau; echelon; etage; gehalte; geleding; graad; gradatie; laag; mate; niveau; peil; plan; stand; verdieping; vlak; vlak maken; waterpas; woonlaag
|
set
|
|
accumulatie; bende; benoemde set; bepaalde hoeveelheid; concours; groep; groep van twee of meer; hoop; kliek; koppel; manche; onderonsje; partij; pot; samenscholing; set; span; stel; strijd; troep; wedstrijd
|
star
|
|
diva; ster; uitblinker; vedette
|
uniform
|
|
tenue; uniform
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
close
|
|
afsluiten; dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; zich sluiten
|
even
|
|
effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
|
level
|
|
afplatten; effenen; gelijk trekken; gelijkmaken; nivelleren; platmaken; vereffenen; verrekenen; vlak maken
|
set
|
|
deponeren; gelijkzetten; initiëren; inklinken; leggen; neerleggen; neerzetten; onder water gaan; ondergaan; op gang brengen; plaatsen; situeren; stationeren; stijf worden; stremmen; synchroniseren; zetten; zich afspelen; zinken
|
smooth
|
|
afplatten; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; platmaken; politoeren; raspen; schaven; schuren; vlak maken
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
coarse
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schofterig; schunnig; triviaal; vunzig
|
crude
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
blank; cru; grof; laagstaand; ongelakt; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; ordinair; plat; platvloers; primitief; rechttoe rechtaan; vulgair
|
fixed
|
star; strak; strakgespannen; verstard
|
bepaald; bestand tegen; bestendig; een zekere; gedetermineerd; onveranderlijk; opgewassen tegen
|
fossilised
|
star; strak; verstard
|
versteend
|
fossilized
|
star; strak; verstard
|
versteend
|
level
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
waterpas
|
rigid
|
star; strak; verstard
|
chagrijnig; harkerig; houterig; knorrig; korzelig; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; stijf; stijfjes; stijfkoppig; stijve; stram; stroef; stug; taai; verstijfd
|
set
|
star; strak; strakgespannen; verstard
|
|
smooth
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
obsceen; rimpelloos; schuin; smeuïg; stromend; vies; vliedend; vloeiend; vlot; vunzig; zedeloos
|
star
|
star; strak; verstard
|
onbuigzaam; onverzettelijk; stijfkoppig; stug; taai
|
stern
|
star; strak; verstard
|
aangebrand; bokkig; dwars; gestreng; gevoelig; humeurig; koppig; korzelig; lichtgeraakt; niet toegevend; onbuigzaam; onverzettelijk; stijfhoofdig; stijfkoppig; streng; stug; taai; weerbarstig; weerspannig
|
taut
|
strak; strakgespannen
|
|
tight
|
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
uniform
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
eenvormig; gelijkslachtig; gelijkvormig; homogeen; uniform
|
unwavering
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
|
vulgar
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; losbandig; ordinair; plat; platvloers; schunnig; triviaal; tuchteloos; vulgair; vunzig
|
Adverb | Related Translations | Other Translations |
bluntly
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
botweg; gewoonweg; gladaf; gladweg; platweg; ronduit
|
close
|
|
dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
|
close by
|
|
dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
|
flatly
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
platweg
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
close
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
bedompt; benauwd; drukkend; eindig; gehecht; muf; rakelings; ternauwernood; vergankelijk; verknocht; voorbijgaand
|
close by
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
nabije
|
even
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
daarnet; even; juist; net; pas; quitte; van getal; zelfs; zojuist; zonet
|
flat
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
flauwtjes; mol; muf; onfris; oubakken; oud; oudbakken; plat; toonloos; verschaald; zonder toon; zouteloos
|
petrified
|
star; strak; verstard
|
versteend
|
point blank
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
|
stiff
|
star; strak; verstard
|
ferm; fiks; flink; gemelijk; harkerig; hartig; houterig; knorrig; krukkig; lastig; moeilijk; niet makkelijk; nurks; onbeholpen; ongemakkelijk; onhandig; pittig; pittig gesprek; schutterig; slungelig; stevig; stijf; stijfjes; stijve; straf; stram; stroef; stumperig; stuntelig; stuurs; sukkelig; wrevelig; zwaar
|
tight
|
nauw; nauwsluitend; strak
|
beschonken; bezopen; dicht op elkaar; dronken; ladderzat; zat
|