Summary
Dutch
Detailed Translations for tobben from Dutch to English
tobben:
-
tobben
Conjugations for tobben:
o.t.t.
- tob
- tobt
- tobt
- tobben
- tobben
- tobben
o.v.t.
- tobde
- tobde
- tobde
- tobden
- tobden
- tobden
v.t.t.
- heb getobd
- hebt getobd
- heeft getobd
- hebben getobd
- hebben getobd
- hebben getobd
v.v.t.
- had getobd
- had getobd
- had getobd
- hadden getobd
- hadden getobd
- hadden getobd
o.t.t.t.
- zal tobben
- zult tobben
- zal tobben
- zullen tobben
- zullen tobben
- zullen tobben
o.v.t.t.
- zou tobben
- zou tobben
- zou tobben
- zouden tobben
- zouden tobben
- zouden tobben
en verder
- ben getobd
- bent getobd
- is getobd
- zijn getobd
- zijn getobd
- zijn getobd
diversen
- tob!
- tobt!
- getobd
- tobbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het tobben