Dutch
Detailed Translations for voorstaan from Dutch to English
voorstaan:
-
voorstaan (van mening zijn)
Conjugations for voorstaan:
o.t.t.
- sta voor
- staat voor
- staat voor
- staan voor
- staan voor
- staan voor
o.v.t.
- stond voor
- stond voor
- stond voor
- stonden voor
- stonden voor
- stonden voor
v.t.t.
- heb voorgestaan
- hebt voorgestaan
- heeft voorgestaan
- hebben voorgestaan
- hebben voorgestaan
- hebben voorgestaan
v.v.t.
- had voorgestaan
- had voorgestaan
- had voorgestaan
- hadden voorgestaan
- hadden voorgestaan
- hadden voorgestaan
o.t.t.t.
- zal voorstaan
- zult voorstaan
- zal voorstaan
- zullen voorstaan
- zullen voorstaan
- zullen voorstaan
o.v.t.t.
- zou voorstaan
- zou voorstaan
- zou voorstaan
- zouden voorstaan
- zouden voorstaan
- zouden voorstaan
diversen
- sta voor!
- staat voor!
- voorgestaan
- voorstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze