Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. echo:
  2. echoën:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for echo from Dutch to Spanish

echo:

echo [de ~ (m)] noun

  1. de echo (geluidsweerkaatsing; weerklank; weergalm)
    el eco; la resonancia
  2. de echo
    el eco
    • eco [el ~] noun

Translation Matrix for echo:

NounRelated TranslationsOther Translations
eco echo; geluidsweerkaatsing; weergalm; weerklank galm; klankweerkaatsing; nagalm; resonantie
resonancia echo; geluidsweerkaatsing; weergalm; weerklank galm; klankweerkaatsing; nagalm; resonantie

Related Words for "echo":

  • echootje, echootjes

Wiktionary Translations for echo:

echo
noun
  1. een hoorbare terugkaatsing van een gemaakt geluid

Cross Translation:
FromToVia
echo eco echo — reflected sound
echo eco EchoReflexion von Schallwellen, so dass man das ursprüngliche Geräusch zwei- oder mehrfach hört
echo repercusión répercussion — didactique|fr renvoi, réflexion (en parlant des sons, de la lumière, de la chaleur).
echo eco échorépétition du son lorsqu’il frappe contre un corps qui le renvoyer plus ou moins distinctement.

echo form of echoën:

Conjugations for echoën:

o.t.t.
  1. echo
  2. echoot
  3. echoot
  4. echoën
  5. echoën
  6. echoën
o.v.t.
  1. echode
  2. echode
  3. echode
  4. echoden
  5. echoden
  6. echoden
v.t.t.
  1. heb geëchood
  2. hebt geëchood
  3. heeft geëchood
  4. hebben geëchood
  5. hebben geëchood
  6. hebben geëchood
v.v.t.
  1. had geëchood
  2. had geëchood
  3. had geëchood
  4. hadden geëchood
  5. hadden geëchood
  6. hadden geëchood
o.t.t.t.
  1. zal echoën
  2. zult echoën
  3. zal echoën
  4. zullen echoën
  5. zullen echoën
  6. zullen echoën
o.v.t.t.
  1. zou echoën
  2. zou echoën
  3. zou echoën
  4. zouden echoën
  5. zouden echoën
  6. zouden echoën
diversen
  1. echo!
  2. echoot!
  3. geëchood
  4. echoënd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for echoën:

NounRelated TranslationsOther Translations
reflejar weerschijnen; weerspiegelen
resonar daveren; denderen; dreunen
retumbar daveren; denderen; dreunen
VerbRelated TranslationsOther Translations
hacer eco echoën; galmen; herhalen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
reflejar echoën; galmen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen afspiegelen; afwegen; belichten; beschouwen; beschrijven; met licht beschijnen; overdenken; overwegen; overzetten; reflecteren; terugkaatsen; translateren; vertalen; vertolken; weergeven; weerkaatsen; weerschijnen; weerspiegelen
reiterar echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen
repasar echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen bekijken; beproeven; bezichtigen; doorgeven; doorlezen; doornemen; doorspelen; doorvertellen; herhalen; inspecteren; keuren; nalezen; oefenen; onderzoeken; opnieuw lezen; overlezen; repeteren; rondbrieven; rondvertellen; testen
repercutir echoën; galmen; herhalen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen de trom roeren; nawerken; nawerken van geneesmiddelen; roffelen; schallen; terugwerken; terugwerkende kracht hebben; trommelen; weerschallen
repetir echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen herhalen; hernieuwen; oefenen; opnieuw doen; overdoen; repeteren
resonar echoën; galmen; herhalen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen daveren; de bal terugkaatsen; denderen; dreunen; druisen; druist in tegen; galmen; inklinken; met gelijke munt terugbetalen; met krachtige stem zingen; schallen; vergelden; weerschallen
retumbar echoën; galmen; naklinken; weerklinken daveren; de bal terugkaatsen; denderen; dreunen; galmen; met gelijke munt terugbetalen; met krachtige stem zingen; sakkeren; vergelden
sonar echoën; galmen; naklinken; weerklinken beieren; bellen; doorklinken; galmen; geluid maken; klank voortbrengen; kletteren; klingelen; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; overgaan; rammelen; rinkelen; schallen; tingelen; tinkelen; weerschallen
tronar echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; galmen; knallen; kwakken; met krachtige stem zingen; neerkwakken; schreeuwen; smakken; vloeken
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
repetir herhalen

Wiktionary Translations for echoën:


Cross Translation:
FromToVia
echoën repetir; repercutir echo — to repeat back what another has just said