Dutch

Detailed Synonyms for afsloven in Dutch

afsloven:

afsloven verb (sloof af, slooft af, sloofde af, sloofden af, afgesloofd)

  1. afsloven
    zwoegen; ploeteren; sloven; afbeulen; sappelen; afjakkeren; afsloven; zich afsloven
    • zwoegen verb (zwoeg, zwoegt, zwoegde, zwoegden, gezwoegd)
    • ploeteren verb (ploeter, ploetert, ploeterde, ploeterden, geploeterd)
    • sloven verb (sloof, slooft, sloofte, slooften, geslooft)
    • afbeulen verb (beul af, beult af, beulde af, beulden af, afgebeuld)
    • sappelen verb (sappel, sappelt, sappelde, sappelden, gesappeld)
    • afjakkeren verb (jakker af, jakkert af, jakkerde af, jakkerden af, afgejakkerd)
    • afsloven verb (sloof af, slooft af, sloofde af, sloofden af, afgesloofd)

Conjugations for afsloven:

o.t.t.
  1. sloof af
  2. slooft af
  3. slooft af
  4. sloven af
  5. sloven af
  6. sloven af
o.v.t.
  1. sloofde af
  2. sloofde af
  3. sloofde af
  4. sloofden af
  5. sloofden af
  6. sloofden af
v.t.t.
  1. heb afgesloofd
  2. hebt afgesloofd
  3. heeft afgesloofd
  4. hebben afgesloofd
  5. hebben afgesloofd
  6. hebben afgesloofd
v.v.t.
  1. had afgesloofd
  2. had afgesloofd
  3. had afgesloofd
  4. hadden afgesloofd
  5. hadden afgesloofd
  6. hadden afgesloofd
o.t.t.t.
  1. zal afsloven
  2. zult afsloven
  3. zal afsloven
  4. zullen afsloven
  5. zullen afsloven
  6. zullen afsloven
o.v.t.t.
  1. zou afsloven
  2. zou afsloven
  3. zou afsloven
  4. zouden afsloven
  5. zouden afsloven
  6. zouden afsloven
diversen
  1. sloof af!
  2. slooft af!
  3. afgesloofd
  4. afslovende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for afsloven